Periode 2 DA3 bwb-zin en lv-zin

DevelsteinCollege vwo3
Deze LessonUp gaat over:
  • Herhaling samengestelde zin
  • Ontleden samengestelde zin
  • Bijwoordelijke bijzin
  • Lijdendvoorwerpszin
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

DevelsteinCollege vwo3
Deze LessonUp gaat over:
  • Herhaling samengestelde zin
  • Ontleden samengestelde zin
  • Bijwoordelijke bijzin
  • Lijdendvoorwerpszin

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Samengestelde zinnen
Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm.
Ik loop naar huis.
De conciërges zetten de beamer aan.
Alle leerlingen lezen geconcentreerd in hun boek.

Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
Ik ga niet naar school, want ik ben ziek.
Mijn moeder vroeg of ik naar school wilde gaan.


Slide 3 - Slide

Samengestelde zin:
Ik zag Marije in de stad, toen zij haar hond uitliet.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 4 - Quiz

Samengestelde zin: welke samenstelling kan niet voorkomen?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 5 - Quiz

Ik ben benieuwd of jullie het snappen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 6 - Quiz

Welke van de onderstaande zinnen is een samengestelde zin?
A
Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in
B
Eén zwaluw maakt nog geen zomer
C
Een goed begin is het halve werk
D
Holle vaten klinken het hardst

Slide 7 - Quiz

Onderschikking en nevenschikking

Nevenschikking = twee hoofdzinnen
(bevat vaak een nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of)
De jongen liep de trap op en hij ging zijn kamer in.

Onderschikking = hoofdzin en bijzin
(bevat vaak een onderschikkend voegwoord: dat, omdat, hoewel, toen, etc.)
Ik begrijp niet hoe je breuken moet vermenigvuldigen.


Slide 8 - Slide

Onderschikkend of nevenschikkend?

Ik wilde naar een feestje, maar ik werd ziek.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 9 - Quiz

Is het voegwoord nevenschikkend of onderschikkend?

Voordat ik naar de sportschool ga, wil ik iets eten.
A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend

Slide 10 - Quiz

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?

Ik weet niet of ik morgen naar het bos ga.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 11 - Quiz

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?

De jongen speelt gitaar, maar hij kan het nog niet zo goed.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 12 - Quiz

Ontleden samengestelde zin
Een samengestelde zin ontleden doe je als volgt:

  • Bepaal of de zin onder- of nevenschikkend is
  • Nevenschikkend? Dan de zinnen volledig 'normaal' ontleden.
  • Onderschikkend? Dan ontleed je de hoofdzin(nen) en               benoem je de bijzin. 

Slide 13 - Slide

Als de zin onderschikkend is, kan de bijzin een
Lijdendvoorwerpszin zijn:
Ik zie dat de docent het huiswerk controleert.
De docent vroeg of we het huiswerk hebben gemaakt.
Hij wilde dat niemand dat zou weten.
Bijwoordelijke bijzin zijn:
Terwijl de auto gerepareerd werd, kregen we koffie.
Ik ga niet naar school, omdat ik ziek ben.
Toen ik op de basisschool zat, had ik minder huiswerk.


Slide 14 - Slide

Bijwoordelijke bijzin
Een bijwoordelijke bijzin is in een samengestelde zin wat een bijwoordelijke bepaling is in een enkelvoudige zin. Als je een bijzin kan vervangen door ‘dan’, ‘toen’ of ‘daarom’ is het een bijwoordelijke bijzin.

Bijvoorbeeld:
Enkelvoudig --> Over een kwartier gaan we fietsen.
Samengesteld --> Als ik ben aangekleed, gaan we fietsen.
                                       (Dan gaan we fietsen)

Slide 15 - Slide

Lijdendvoorwerpszin
De lijdendvoorwerpszin is het lijdend voorwerp van de hoofdzin.
De LV-zin begint vaak met 'dat' of 'of'
Je kunt een LV-zin vervangen door 'het' of 'dat'

Bijvoorbeeld:
Enkelvoudig --> Zij hebben het huiswerk gemaakt 
Samengesteld --> De docent vroeg of we het huiswerk hebben gemaakt. 
                                       (De docent vroeg dat)

Slide 16 - Slide

Hij besloot weg te gaan toen hij de toets af had.

Staat in deze zin een bijwoordelijke bijzin, of een bijwoordelijke bepaling?
A
bijwoordelijke bijzin
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quiz

Mijn man had geen ring toen hij mij ten huwelijk vroeg.

Staat hier een LV-zin of een BW-bijzin in?
A
BW-bijzin
B
LV-zin
C
Geen van beide

Slide 18 - Quiz

Toen hij daar op mij wachtte, kocht ik een broodje.

Staat in deze zin een bijwoordelijke bijzin, of een bijwoordelijke bepaling?
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijwoordelijke bijzin

Slide 19 - Quiz

De meester heeft hem verteld dat hij de eerste prijs gewonnen had.

Staat hier een LV-zin of een BW-bijzin in?
A
BW-bijzin
B
LV-zin
C
Geen van beide

Slide 20 - Quiz

Hij wacht met mijn vriendin op mij in het park.

Staat in deze zin een bijwoordelijke bijzin, of een bijwoordelijke bepaling?
A
bijwoordelijke bijzin
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quiz

De chauffeur is vrijgesproken omdat het verkeersbord scheef stond.

Staat hier een LV-zin of een BW-bijzin in?
A
BW-Bijzin
B
LV-zin
C
Geen van beide

Slide 22 - Quiz

Ik wist niet beter of de conciërge was al naar huis gegaan.

Staat hier een LV-zin of een BW-bijzin in?
A
BW-bijzin
B
LV-zin
C
Geen van beide

Slide 23 - Quiz

Ontleed de volgende zin:
We gaan een samengestelde zin ontleden en daarna gaan we deze controleren.

Slide 24 - Open question

Ontleed de volgende zin:

Als we nu de zinnen gaan ontleden, zijn we zo klaar.

Slide 25 - Open question

Ontleed de volgende zin:

Zij wilde graag vragen of het mogelijk was om langer te blijven.

Slide 26 - Open question

Oefenen
Maak opdrachten
6 en 8 van 2.4

Slide 27 - Slide

Einde van deze lessonup

Slide 28 - Slide