2HV, hoofdstuk 3

hoofdstuk 3, les bonnes affaires
we sluiten dit hoofdstuk af met een mondeling
Je wordt beoordeeld met een cijfer
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

hoofdstuk 3, les bonnes affaires
we sluiten dit hoofdstuk af met een mondeling
Je wordt beoordeeld met een cijfer

Slide 1 - Slide

la mode

Slide 2 - Slide

hoofdstuk 3,
Leerdoelen :
Aan het eind van dit hoofdstuk kun je
  1.  een product beschrijven/vragen hoeveel het kost/ je mening geven over het kledingstuk en iets vertellen over jouw eigen kledingstijl
  2. kun je vouloir= willen / pouvoir = kunnen vervoegen
  3.  weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt.

Slide 3 - Slide

Les 1:
  1. Zoek in je woordenlijst naar kledingstukken en maak daar een lijst van
  2. Maak van elk kledingstuk een kaartje. Afbeelding + naam kledingstuk

Slide 4 - Slide

zoek de kledingstukken in je woordenlijst

Slide 5 - Slide

Les 2 + 3:
Schrijf bij elk kledingstuk informatie. Gebruik tekst F (staat in de classroom)

Slide 6 - Slide

Tekst F, hoofdstuk 2

Slide 7 - Slide

Maak de tekst bij elk kledingkaartje
  1. Kledingstuk (kledingstuk + omschrijving): C'est une jupe bleue. Ce sont des chaussures blanches
  2. Maat                                                                              Je fais du S
  3. Prijs                                                                                La jupe coûte 30 euros
  4. Mening                                                                         J’ai mon propre style
                                                                                                 J’aime un look très simple
                                                                                                Je ne suis pas accro aux marques

Let op: gebruik de phrases clés en maak gebruik van je woordenlijst. In de classroom staan voorbeeldzinnen. Gebruik tekst F bij het geven van je mening

Slide 8 - Slide

Les 4:
Zet alle zinnen van je kledingstukken in WRTS en start met het leren van de zinnen

Slide 9 - Slide

phrases clés
Gaan we dit weekend naar de stad? On va en ville, ce weekend?
Ja, ik wil een nieuwe spijkerbroek kopen. Oui, je voudrais acheter un nouveau jean.
Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek? Comment tu trouves ce jean bleu?
Niet slecht. / Leuk. Pas mal.
Hoeveel kost het? Il coute combien?
Slechts 45 euro. 45 euros seulement.
Dat is niet duur. Ce n’est pas cher.
Welke maat heb je? Tu fais quelle taille?
M. Du M.
Wil je het kopen? Tu veux l’acheter?
Ja, hij is mooi! Oui, il est beau!
Nee, hij is te klein. Non, il est trop petit.

Slide 10 - Slide

Wat wil je kopen? Qu’est-ce que tu veux acheter?
Ik zoek een cadeau voor Lucas. Je cherche un cadeau pour Lucas.
Waar houdt hij van? Qu’est-ce qu’il aime?
Hij houdt van sport en videogames. Il aime le sport et les jeux vidéos.
Wat vindt hij leuk om te dragen? Qu’est-ce que il aime porter?
Hij draagt vaak gympen en een pet. Il porte souvent des baskets et une casquette.
Gaan we naar Mode&Co? On va à Mode&Co?
Oké! Laten we gaan! D’accord! On y va!

Slide 11 - Slide

Les 5:
uitleg grammatica: aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

hoofdstuk 3
werkwoorden
pouvoir  = kunnen
vouloir = willen

Slide 16 - Slide

onderdeel H, hoofdstuk 3
uitleg grammatica: pouvoir en vouloir

Slide 17 - Slide

pouvoir = kunnen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Vouloir
Vouloir
Je
veux
Tu
veux
Il / elle / on
veut
nous
voulons
vous
voulez
Ils / elles
veulent

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

timer
1:00
POUVOIR = KUNNEN
Ik kan
jij kunt
Hij kan
Wij kunnen
jullie kunnen
u kunt
zij kunnen
... pouvons
... pouvez
tu peux
... peut
... peuvent
je peux

Slide 23 - Drag question

Verdeel de vervoegingen
Vouloir
Pouvoir
Nous voulons
We kunnen
Je peux
Tu veux
Hij mag
U wilt

Slide 24 - Drag question

VOULOIR
POUVOIR
   willen
  kunnen/mogen

Slide 25 - Drag question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'pouvoir' met het onderwerp
peux
peux
peut
pouvons
pouvez
peuvent

Slide 26 - Drag question

Zet in de juiste kolom
Vouloir
Pouvoir
Nous voulons
We kunnen
Je peux
Tu veux
Hij mag
U wilt

Slide 27 - Drag question

vous (vouloir)
A
voulait
B
vouliez
C
voulions
D
voulais

Slide 28 - Quiz

tu (vouloir)
A
veut
B
veulent
C
veux
D
voulons

Slide 29 - Quiz

On ( vouloir )
A
voulons
B
veut
C
veulent
D
veux

Slide 30 - Quiz

je ___ (vouloir)
A
veut
B
veux
C
veulent
D
voulez

Slide 31 - Quiz

elles ___ (vouloir)
A
veux
B
veut
C
voulez
D
veulent

Slide 32 - Quiz

nous ___ (vouloir)
A
veux
B
voulons
C
voulez
D
veulent

Slide 33 - Quiz

Hij wil (vouloir)
A
il peut
B
il veut
C
elle veut
D
il voulez

Slide 34 - Quiz

je (pouvoir)
A
peut
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 35 - Quiz

vous ___ (pouvoir)
A
pouvons
B
peuvent
C
pouvez
D
peux

Slide 36 - Quiz

zij kunnen (pouvoir)
A
elles pouvent
B
elles ont pu
C
elles pouvaient
D
elles peuvent

Slide 37 - Quiz

elles ___ (pouvoir)
A
peux
B
peut
C
pouvez
D
peuvent

Slide 38 - Quiz

zij kan (pouvoir)
A
elles pouvent
B
elles ont pu
C
elles pouvaient
D
elle peut

Slide 39 - Quiz

tu ___ (pouvoir)
A
peux
B
peut
C
pouvez
D
peuvent

Slide 40 - Quiz

nous ___ (pouvoir)
A
voulons
B
voulez
C
pouvons
D
pouvez

Slide 41 - Quiz

Ga naar de planning

Slide 42 - Slide