Hoe maak ik een goede zin?

Hoe maak ik een goede zin?
1 / 6
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 6 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoe maak ik een goede zin?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wij lezen elke dag een boek in de klas.

  1. Onderwerp (wie/wat + werkwoord) = wij
  2. Werkwoord (lezen/schrijven/lopen) = lezen
  3. Wanneer (dag/tijd/moment/etc.) = elke dag
  4. Wat (wat lees je?) = een boek
  5. Waar (plaats) = in de klas


Hoe maak je een zin?

Slide 3 - Slide

De cursisten schrijven de woorden op het bord.

  1. Onderwerp (wie/wat + werkwoord) = de cursisten
  2. Werkwoord (lezen/schrijven/lopen) = schrijven
  3. Wanneer (dag/tijd/moment/etc.) = -------
  4. Wat (wat lees je?) = de woorden
  5. Waar (plaats) = op het bord


Hoe maak je een zin?

Slide 4 - Slide

Marie en Karel gaan vandaag op de fiets naar school.

  1. Onderwerp (wie/wat + werkwoord) = Marie en Karel
  2. Werkwoord (lezen/schrijven/lopen) = gaan
  3. Wanneer (dag/tijd/moment/etc.) = vandaag
  4. Wat (wat lees je?) = op de fiets
  5. Waar (plaats) = naar school


Hoe maak je een zin?

Slide 5 - Slide

Oefenen

Maak het werkblad


Hoe maak je een zin?

Slide 6 - Slide