Passe compose

Le passé composé
2D
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Le passé composé
2D

Slide 1 - Slide

VERVOEGING WERKWOORD ETRE
je suis
tu es
il/elle/on est
on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
ik ben
jij bent
hij/zij is
wij zijn
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Het werkwoord être

Slide 2 - Slide

avoir = hebben

Slide 3 - Slide

rester 
Mannelijk enkelvoud (subject): Geen extra uitgang.
Je suis resté (Ik ben gebleven).
Vrouwelijk enkelvoud (subject): Een extra -e.
Je suis restée (Ik ben gebleven).
Mannelijk meervoud (subject): Een extra -s.
Nous sommes restés (Wij zijn gebleven).
Vrouwelijk meervoud (subject): Een extra -es.
Nous sommes restées (Wij zijn gebleven).

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

marcher
nous avons marché wij hebben gelopen

vous avez marché u heeft gelopen/jullie hebben gelopen
ils ont marché zij hebben gelopen (mannelijk)
elles ont marché zij hebben gelopen (vrouwelijk)


Slide 6 - Slide

marcher
j’ai marché ik heb gelopen

tu as marché jij hebt gelopen
il a marché hij heeft gelopen
elle a marché zij heeft gelopen


Slide 7 - Slide

Être
Être

Laten we nu naar een werkwoord gaan kijken dat vervoegd wordt met être. 
Een voorbeeld hiervan is het werkwoord rester, wat blijven betekent. “Ik ben gebleven” wordt zoals eerder
gezegd met être vervoegd: je suis resté(e).

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link