14. Thema 2, week 2 Les 7- Werkwoorden met een vast voorzetsel

Welke voorzetsels ken jij?
1 / 44
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welke voorzetsels ken jij?

Slide 1 - Open question

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels geven een tijd of een plaats aan.
 
voorzetsels die een plaats aangeven: op, in, voor, achter.

voorzetsels die een tijd aangeven: na, voor, tijdens.
Je kunt voorzetsels voor ‘de kooi’ zetten.


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het werkwoord?

Slide 4 - Open question

Wat is het voorzetsel?

Slide 5 - Open question

Wat is het werkwoord?

Slide 6 - Open question

Wat is het Wat is het voorzetsel??

Slide 7 - Open question

Wat is het werkwoord?

Slide 8 - Open question

Wat is het voorzetsel?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

lesdoel

Ik kan
werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en de juiste vaste voorzetsels erbij gebruiken.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

nog een voorbeeld
Ik betaal voor de bestelling.
 
Ik betaal aan de verkoper.

Slide 14 - Slide

Welk voorzetsel past op de lege plek?

Slide 15 - Open question


A
om
B
met
C
van
D
naar

Slide 16 - Quiz

Ik ben dol ... patat met mayonaise.
A
in
B
aan
C
op
D
voor

Slide 17 - Quiz

Wij genieten .... het mooie weer.
A
van
B
met
C
aan
D
onder

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Welk voorzetsel is juist?
A
van
B
met

Slide 20 - Quiz

Welk voorzetsel is juist?
A
om
B
over

Slide 21 - Quiz

Welk voorzetsel is juist?
A
over
B
op

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Welk voorzetsel past het beste?
A
over
B
met
C
tegen
D
voor

Slide 24 - Quiz

Welk voorzetsel past het beste?
A
over
B
met
C
tegen
D
voor

Slide 25 - Quiz

Welk voorzetsel past het beste?
A
over
B
met
C
tegen
D
voor

Slide 26 - Quiz

Ik zoek.................mijn nieuwe pen.
A
op
B
naar
C
met
D
door

Slide 27 - Quiz

De ouders informeren.................de resultaten.
A
van
B
met
C
aan
D
naar

Slide 28 - Quiz

De minister worstelt..............alle Coronaregels.
A
met
B
voor
C
naar
D
aan

Slide 29 - Quiz

Eva kiest..............een baan als kapster
A
van
B
voor
C
in
D
naar

Slide 30 - Quiz

Welk vast voorzetsel past onder de vlek?

Slide 31 - Open question

Welk vast voorzetsel past onder de vlek?

Slide 32 - Open question

Welk vast voorzetsel past onder de vlek?

Slide 33 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Zij wachten.............een bericht.

Slide 34 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Wij verhuizen............. Hilversum.

Slide 35 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Papa bewaart wat eten .................mij.

Slide 36 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Luisteren jullie ............Spotify?

Slide 37 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Ik reken……..  je hulp.

Slide 38 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Wij denken ...... onze zieke opa.

Slide 39 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

De tweeling lijkt ….. elkaar.

Slide 40 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?


De moeder zorgt ….. haar kind

Slide 41 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Zij geeft geld ..... de bakker.

Slide 42 - Open question

Welk vast voorzetsel past op de stippeltjes?

Zij geeft veel ... haar oma.

Slide 43 - Open question

Taal
 Thema 2, week 2
Les 7

OPGAVE 2 EN 3

10 x plussen

Slide 44 - Slide