Gelijknamig maken van breuken

rekenen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1,2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

rekenen

Slide 1 - Slide

schoolregels
  • Tijdens uitleg doe je actief mee
  • telefoons blijven in de tas
  • Wij luisteren naar elkaar
  • Spullen op orde 
  • huiswerk af voor de les
  • ...

Slide 2 - Slide

leerdoelen:
aan het einde van deze les kan ik...
  • breuken gelijknamig maken
  • breuken bij elkaar optellen
  • breuken van elkaar aftrekken

Slide 3 - Slide

hoe goed ben ik in rekenen?
A
heel goed!
B
gemiddeld
C
minder goed dan ik zou willen

Slide 4 - Quiz

Rekenen 
Doel van deze les:
- Je kunt breuken gelijknamig maken.
- Je kunt twee breuken met elkaar optellen of aftrekken.


Slide 5 - Slide

Een breuk heeft een teller en een noemer.


                  teller                    
                                             bijvoorbeeld 
                 noemer


nt
21

Slide 6 - Slide

Je mag verschillende noemers niet zomaar bij elkaar optellen. 
Je mag namelijk geen        stukje taart bij        stukje taart optellen.

De noemers zijn anders.   Je moet nu net zo lang zoeken in de tafel van 3 en de tafel van 4 tot je hetzelfde getal tegen komt. Dat wordt de nieuwe noemer.                   Klik voor het antwoord op het vraag-
                                    teken.

41
31
12

Slide 7 - Slide

De nieuwe noemer wordt 12.

     +             =   

Aangezien 3x4= 12 is en ik het onderste getal van de
3x heb gedaan. Moet ik dat ook bij het bovenste getal 
doen. 3x1 = 3  

In dit geval wordt de            dus            
41
31
41
41
123

Slide 8 - Slide

Nu gaan we de         naar de noemer 12 omzetten.


4x3= 12  ik ga dus nu de noemer en de teller 4x doen.

4x1 = 12    deze breuk wordt dus 


31
124

Slide 9 - Slide

Nu kan de som wel bij elkaar worden opgeteld.


             +                 =    


123
124
127

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

gelijknamig maken.

Bij het optellen en aftrekken van breuken moeten de breuken gelijknamig zijn. Dit betekent dat de noemers hetzelfde moeten zijn.


Soms kun je na het optellen een breuk nog vereenvoudigen.

Slide 12 - Slide

gelijknamig maken

Slide 13 - Slide

                      wat wordt de noemer?
101
51
41
20

Slide 14 - Slide


breuken optellen
52
+
43
A
95
B
205=41
C
2023
D
1203

Slide 15 - Quiz

In de vorige som  

           en 1             bij      zijn de helen er niet uitgehaald.   


Immers als de teller en noemer gelijk zijn heb je 1 hele. 

Bij          is er 1 hele, dan blijft er nog         over dus: 1

  

2023
203
2020
203
203
2023

Slide 16 - Slide



Wat wordt de noemer?
81
43
+
A
4
B
8
C
16
D
12

Slide 17 - Quiz

Wat wordt de noemer?
.....+ .....
91
71

Slide 18 - Open question

Wat wordt de nieuwe noemer?

.....+.....=
72
141
A
14
B
20
C
21
D
7

Slide 19 - Quiz

breuken optellen
62
126
+
A
1210
B
1012
C
188
D
2420

Slide 20 - Quiz

Kan jij ... nog kleiner maken?
1210
A
610
B
320
C
65
D
61

Slide 21 - Quiz

Welke noemer?

......+......=
73
214

Slide 22 - Open question

Maak van ...., 21 de noemer
73
A
213
B
215
C
218
D
219

Slide 23 - Quiz

breuken min sommen
73
214
-
A
287
B
215
C
2112
D
2113

Slide 24 - Quiz

maak de breuk zo klein mogelijk
wanneer onder en boven (teller en noemer) gelijk zijn zit er een hele in! 
                                                
67
161
=
48
=
2

Slide 25 - Slide

breuken
zo klein mogelijk maken!


37
A
134
B
131
C
331
D
231

Slide 26 - Quiz

maak kleiner

613
A
161
B
262
C
263
D
261

Slide 27 - Quiz

breuken sommen
zo klein mogelijk
opschrijven!
31
54
+
A
1519
B
1154
C
1152
D
1517

Slide 28 - Quiz

waar moet je op letten wanneer je decimale getallen optelt of aftrekt?

Slide 29 - Open question

Vrachtwagen muurvast in Beatrixtunnel.....

Slide 30 - Slide

Hoe hoog mag deze vrachtwagen maximaal zijn?

Slide 31 - Slide

hoe hoog mag de vrachtwagen
maximaal zijn?
A
35 m
B
350 m
C
3,50 m
D
3,5 m

Slide 32 - Quiz

wat is meer?
9,177 of 9,20
A
9,177
B
9,20

Slide 33 - Quiz

9,20 is meer omdat het eerste getal na de komma groter is.

Bij 9,177  is het eerste getal na de komma 1 het duurt nog 0,023 voordat ook dit getal 9,2 is geworden. 

Je mag zoveel 0 toevoegen achter de komma als je nodig hebt om te kunnen rekenen. Het getal wordt er niet anders van.

Slide 34 - Slide

Zet de getallen op volgorde van klein naar groot.
0,122 0,99 0,17 0,230
A
0,17 0,122 0, 99 0,230
B
0,122 0,99 0,17 0,230
C
0,17 0,99 0,122 0,230
D
0,122 0,17 0,230 0,99

Slide 35 - Quiz

optellen van decimale getallen
12,933 + 14,01 =
A
26,943
B
13,334
C
27,943
D
26,934

Slide 36 - Quiz

decimalen van elkaar afhalen
8,876 - 0,908 =
A
7,698
B
7,872
C
7,968
D
8,032

Slide 37 - Quiz

Ik begrijp deze les (eerlijk invullen)
A
totaal niet
B
ik denk het wel
C
ik denk het niet

Slide 38 - Quiz

Wil je hieronder invullen wat je nog moeilijk vond of nog een keer instructie in wilt?

Slide 39 - Open question