2021_week44_1mh_voorbereiding SO+LOGO

1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
  • Check in


  • Selbständig arbeiten
  • Lesson-up
  • LOGO
  • Abschluss

Slide 3 - Slide

Am Ende der Stunde........
kan je door het maken van opdrachten de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits benoemen en welke uitgangen er bij de persoonlijke voornaamwoorden horen als je uitgaat van de basisregel.

Slide 4 - Slide

Schrijf de onderstaande woorden op + de Duitse vertaling van de woorden.
  • de wereld
  • ook
  • de rivier
  • oud
  • de deelstaat
  • tussen
  • er is, er zijn
  • de inwoner
timer
4:00

Slide 5 - Slide

Besprechen
timer
2:00
  • de wereld
  • ook
  • de rivier
  • oud
  • de deelstaat
  • tussen
  • er is, er zijn
  • de inwoner
  • die Welt
  • auch
  • der Fluss
  • alt
  • das Bundesland
  • zwischen
  • es gibt
  • der Einwohner

Slide 6 - Slide

An der Arbeit
  • Maken Na klar online: Kapitel 1, Lektion 1.1 opdracht 10, 11, 12, 13, 14
  • Hulp: schema op bladzijde 13
  • zelfstandig
  • de eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna mag je vragen stellen en fluisteren
  • Klaar: Kapitel 1, Lektion 1.1: Woordtrainer en Test jezelf. Woordjes van Lektion 1 en 2 op bladzijde 43 herhaaldelijk opschrijven. Van NL-DU en DU-NL
timer
10:00
timer
5:00

Slide 7 - Slide

De stam van een werkwoord in het Duits is?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en

Slide 8 - Quiz

timer
2:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
st
t
en
t
en
e

Slide 9 - Drag question

Welke uitgang krijgt -du als de stam van het werkwoord op een s-klank eindigt?
st
t
en
e

Slide 10 - Poll

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:

.................... du fußball?
A
spiel
B
spielt
C
spielst
D
spielen

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:

Ich ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:

Mein Bruder ...................... Johan.

A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord kochen in de volgende zin?

Frau Müller, was..................Sie heute Abend?
A
kocht
B
kochen
C
kochst
D
koche

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord machen in de volgende zin?

Was....................ihr am Samstagabend?
A
machen
B
mache
C
macht
D
mach

Slide 15 - Quiz

Hoe vertaal je het persoonlijk voornaamwoord in het Duits en welke uitgangen horen bij de basisregel?
ik
jij
hij/zij (ev)/het

wij
jullie
zij (mv)
u
  •  ich
  • du
  • er/sie/es

  • wir
  • ihr
  • sie
  • Sie
  • +e
  • +st
  • +t

  • +en
  • +t
  • +en
  • +en

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Hausaufgaben
Lernen für die Prüfung nächste Woche.

Slide 18 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide