Zinsdelen les 5

Waar zijn we gebleven?
  • pv
  • wg
  • ow
  • lv
  • mv
  • bwb
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Waar zijn we gebleven?
  • pv
  • wg
  • ow
  • lv
  • mv
  • bwb

Slide 1 - Slide

Schrijf jij je in voor die wedstrijd?

de pv is...
A
jij
B
schrijf
C
schrijf in
D
je

Slide 2 - Quiz

In dat bakboek van mijn moeder staan leuke recepten.

het ow is...
A
dat bakboek
B
dat bakboek van mijn moeder
C
mijn moeder
D
leuke recepten

Slide 3 - Quiz

In dat bakboek van mijn moeder staan leuke recepten.

Wat is 'in dat bakboek van mijn moeder' wél?
A
lijdend voorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quiz

Ik bak graag koekjes voor mijn familie.

welke zinsdelen zijn aanwezig?
A
alleen ow
B
alleen ow + lv
C
ow, lv en mv

Slide 5 - Quiz

Wat staat er in een bijwoordelijke bepaling?
timer
1:00

Slide 6 - Open question

Bijwoordelijke bepaling
waar, wanneer, waarom, hoelang, waarheen, waarvandaan, hoe, en waarmee

begint vaak met een voorzetsel

Slide 7 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Sherlock Holmes | is | de hoofdpersoon | in de boeken van Arthur Conan Doyle.  

Hij | lost | op een indrukwekkende manier | ongewone zaken | op. 

Hij | vermomt | zich | vaak | om een moord op te lossen.  

Slide 8 - Slide

Iets nieuws
Mijn oom is automonteur.
Na die liefdesverklaring was zij dolgelukkig.
Ik blijf gek op Engelse drop.

VRAAG: Wat 'doet' het onderwerp? Hoe zit het met het gezegde??

Slide 9 - Slide

Kun je doen
Kun je zijn
gamen
eisen
verliefd
veertien
groot
tuinieren

Slide 10 - Drag question

Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde laat zien wat er in de zin gebeurt.
  • Het wg bestaat uit alle werkwoorden in de zin.

Soms werkt dit niet...
  • Mijn beste vriend is veertien. De olifant is groot. Het meisje is verliefd.

Slide 11 - Slide

Zinnen met 'iets zijn'
Meestal een zn of bn dat iets zegt over het onderwerp.
  • Mijn broer is een goede voetballer.
  • De olifant is groot.
  • Het meisje is verliefd.

Slide 12 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde (ng)
  • Er is een ng in zinnen met 'iets zijn'.
  • Er wordt een kenmerk van het onderwerp gegeven.
  • Het ng bestaat uit alle werkwoorden + het kenmerk (naamwoord)
  • Er is in zo'n zin géén wg.

Slide 13 - Slide

Het schilderij is helemaal mislukt!

Wat is het ng?
A
Het schilderij
B
is
C
is helemaal mislukt
D
helemaal mislukt

Slide 14 - Quiz

Het schijnt deze week lekker weer te blijven.

Wat is het ng?
A
schijnt
B
schijnt te blijven
C
lekker weer
D
schijnt lekker weer te blijven

Slide 15 - Quiz

Mijn kat is inmiddels stokoud.

Noteer het ng.
timer
0:30

Slide 16 - Open question

Mijn sportleraar bleek al twee jaar geblesseerd te zijn.
timer
0:30

Slide 17 - Open question

Het verschil tussen wg en ng
  • Veel mensen bezoeken graag een pretpark.
  • Aan het eind van de dag zijn ze doodop

  • De werkers dansten op het open podium.
  • Ze waren prachtig.

Slide 18 - Slide

De weektaak wordt in SOM genoteerd.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 19 - Quiz

Ik wil nog steeds kampioen worden.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 20 - Quiz

wg en ng
Ik heb mijn oma vorige week gezien.
  • wg = heb gezien ('zien' kun je doen)
  • lv = mijn oma

Ik ben vorige week kampioen geworden.
  • ng = ben kampioen geworden ('ben geworden' kun je NIET doen)
  • let op! 'kampioen' is geen lv, maar deel van het ng

Slide 21 - Slide

De wedstrijd werd helaas afgelast.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 22 - Quiz

Ik was behoorlijk boos na die ruzie.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 23 - Quiz

De tafel is weer als nieuw na het lakken.

wg of ng?
A
wg
B
ng

Slide 24 - Quiz

Hoe goed begrijp je deze theorie?
A
ik vind het nog moeilijk
B
ik begrijp het een beetje
C
ik begrijp het redelijk goed
D
ik begrijp het helemaal

Slide 25 - Quiz

Welke vraag heb je nog over deze grammatica?

Slide 26 - Open question

Wil je extra uitleg of oefenen?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz