2TH HV-boek Grammatica zinsdelen §3 Naamwoordelijk gezegde

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Stil lezen
- Doelen doornemen
- Planning doornemen
- Uitleg naamwoordelijk gezegde
- Online maken 2HV Cursus 5 > §3 Naamwoordelijk gezegde

Slide 2 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga
lekker lezen.

Slide 3 - Slide

Doelen
- Ik kan pv, ow, wg, lv, mv en bwb in een zin aanwijzen.
- Ik kan het naamwoordelijk gezegde (ng) in een zin aanwijzen.

Slide 4 - Slide

Planning
Maandag 2 oktober:        §1 Herhaling leerjaar 1HV
Dinsdag 3 oktober:          §3 Naamwoordelijk gezegde
Donderdag 5 oktober:    §5 Naamw. of ww. gez.
Maandag 9 oktober:        §9 Samengestelde zinnen
Dinsdag 10 oktober:        Herhaling / vragen stellen
Donderdag 12 oktober:  Herhaling / vragen stellen
Dinsdag 17 oktober:         Repetitie grammatica zinsdelen

Slide 5 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
- In een zin met een werkwoordelijk gezegde (wg) gebeurt 
   er iets met het onderwerp. Het onderwerp doet iets.
>> Riejanne / fietst / elke dag / naar school.

- In een zin met een naamwoordelijk gezegde (ng) is 
   het onderwerp iets.
>> Dit jaar / is / Leroy / weer / aanvoerder.


Slide 6 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
>> Dit jaar / is / Leroy / weer / aanvoerder.

Leroy doet niet iets, maar hij ís iets.
Daarom heeft de zin een ng: is [aanvoerder]

Het ng bestaat uit een werkwoordelijk deel (is) en 
uit een naamwoordelijk deel (aanvoerder).

Slide 7 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
- Het werkwoordelijk deel van het ng bevat altijd
   een koppelwerkwoord
   Dat is een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken 
   of schijnen.
- Het naamwoordelijk deel van het ng bevat een 
   zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap 
   van het onderwerp noemt.
   Het naamwoordelijk deel zet je tussen [vierkante haken].

Slide 8 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
>> Dit jaar / is / Leroy / weer / aanvoerder.

Ng: is [aanvoerder]

ww-deel: is
nw-deel: aanvoerder

Slide 9 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
Zo vind je het ng:
1. Kijk of er een mogelijk koppelwerkwoord in de zin staat.
    (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen)
2. Als het onderwerp iets ís, stel je de vraag: wat + ow + ww's?
     Het antwoord is het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde. Zet het naamwoordelijk
     deel tussen vierkante haken.
Let op! Zinnen met een ng bevatten nooit een lv!

Slide 10 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
>> Murats moeder / is / een erg gastvrije vrouw.
1. 'Is' is een mogelijk koppelwerkwoord.
    (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen)
3. Wat is Murats moeder? >> een erg gastvrije vrouw
3. Ng = is [een erg gastvrije vrouw]

Slide 11 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
>> Liz / zal / tijdens de wedstrijd / kampioen turnen / worden.
1. 'Worden' is een mogelijk koppelwerkwoord.
    (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen)
3. Wat zal Liz worden? >> kampioen turnen
3. Ng = zal [kampioen turnen] worden

Slide 12 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
Ken je de mogelijke koppelwerkwoorden al?

Slide 13 - Slide

§3 Naamwoordelijk gezegde (ng)
Ken je de mogelijke koppelwerkwoorden al?

Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
Ga naar Magister > Nieuw Nederlands > 2 havo-vwo >
Cursus 5 > §3 Naamwoordelijk gezegde

Maak alle opdrachten van de paragraaf.
Deze opdrachten zijn huiswerk voor donderdag 5 oktober.

Stel vragen als je iets niet snapt.

Slide 15 - Slide