Spreekwoorden en gezegden

Wat gaan we doen vandaag?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Filmpje over 'figuurlijk en letterlijk taalgebruik'
Even oefenen...

Extra opdrachtje! 

Slide 2 - Slide

1

Slide 3 - Video

01:42
Nu je dit filmpje hebt gezien, wat is volgens jou dan letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 4 - Open question



Figuurlijk betekent dat je met woorden iets anders bedoelt dan je letterlijk zegt.
 
Letterlijk betekent dat je met woorden precies zegt wat je bedoelt.

Slide 5 - Slide

Met de gebakken peren zitten.
A
Iets belangrijks, een kans mislopen.
B
Iets zeggen wat men niet had moeten zeggen.
C
Met de vervelende gevolgen van iets blijven zitten.

Slide 6 - Quiz

Men moet de dag niet prijzen voor het avond is.
A
Een leugen komt altijd uit.
B
Als de toestand ondraaglijk wordt, komt er vaak hulp.
C
Men moet niet uitgaan van succes als iets nog mis kan gaan.

Slide 7 - Quiz

Die het breed heeft, laat het breed hangen.
A
Wie veel geld heeft, kan ook veel uitgeven.
B
Wie te zachtzinnig optreedt, verergert juist het probleem.
C
Doodmoe zijn.

Slide 8 - Quiz

Het hoofd boven water houden.
A
Zich honderd procent, volledig inzetten om iets te bereiken.
B
Iedereen moet werken voor zijn brood.
C
Zich redden, niet ten onder gaan.

Slide 9 - Quiz

Het gaat niet over rozen.
A
Er heerst aldoor armoede.
B
Het gaat gepaard met problemen, het gaat niet probleemloos.
C
Iets belangrijks, een kans mislopen.

Slide 10 - Quiz

Uit de hand lopen.
A
Te ver gaan.
B
Zich scherp en vinnig verweren.
C
Erg lang duren.

Slide 11 - Quiz

De hand dicht mogen knijpen.
A
Overal tegenin gaan, dwars zijn.
B
Heel blij en dankbaar mogen zijn voor iets.
C
Genoegdoening krijgen.

Slide 12 - Quiz

Onder één hoedje spelen.
A
Samenspannen, samenzweren.
B
Een leugen komt altijd uit.
C
Armoede die niet opvalt.

Slide 13 - Quiz

De ene dienst is de andere waard.
A
Als iemand een ander helpt, doet diegene graag iets terug.
B
Nu beginnen de problemen.
C
Pas nadat iets is misgegaan, treft men maatregelen.

Slide 14 - Quiz

Een kind kan de was doen.
A
Ook als iets onmogelijk lijkt, kan het toch gebeuren.
B
Dat is heel gemakkelijk.
C
Overbodig werk doen.

Slide 15 - Quiz

Aan het werk met beeldspraak!
Je krijgt zo twee opdrachten, je mag samenwerken.



Hier heb je 20 minuten de tijd voor. Als je klaar bent maak je de extra opdracht...

timer
20:00

Slide 16 - Slide

timer
8:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide