Proefwerk H1 Landschappen

Bekijk figuur 1. Je ziet een hiker door een landschap lopen. Wandelt deze man in een ingericht landschap of in een natuurlandschap?
A
Ingericht landschap
B
natuurlandschap
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Bekijk figuur 1. Je ziet een hiker door een landschap lopen. Wandelt deze man in een ingericht landschap of in een natuurlandschap?
A
Ingericht landschap
B
natuurlandschap

Slide 1 - Quiz

Bekijk nogmaals figuur 1. Hoe heet een opeenhoping van stenen die door een aardverschuiving naar beneden zijn gevallen?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Bekijk figuur 2 in de vorige slide. Welke uitspraak is juist?
A
Bij nummer 1 begint het hooggebergte .
B
Bij nummer 4 ligt het heuvellandschap.
C
Bij nummer 2 begint het hooggebergte.
D
Bij nummer 3 begint de laagvlakte.

Slide 4 - Quiz

In welk deel van de rivier vindt je veel verweringsmateriaal?
A
Middenloop
B
Bovenloop
C
Benedenloop

Slide 5 - Quiz

Na de laatste ijstijd zijn er stuwwallen ontstaan. Beschrijf hoe de stuwwallen zijn ontstaan.

Slide 6 - Open question

Op welke lijn vindt je in Nederland de stuwwallen?
A
NAP
B
HUN
C
HAN
D
NAB

Slide 7 - Quiz

Wat is NIET juist over een polder?
A
Het wordt omringd door dijken
B
Het ligt hoger dan de omgeving
C
Hier wordt de waterstand geregeld
D
Regenwater moet eruit worden gepompt

Slide 8 - Quiz

Stuwwallen vind je in ...
A
Laag Nederland
B
Hoog Nederland

Slide 9 - Quiz

Overtollig water wordt de polder uitgepompt met een...
A
Terp
B
Molen
C
Turf
D
Droogmakerij

Slide 10 - Quiz

Waarom werden de polders aangelegd?
A
De boeren hadden meer grond nodig
B
Er was meer ruimte nodig om te wonen
C
Ze wilden laten zien hoe slim ze waren
D
Het land liep vaak onder water.

Slide 11 - Quiz

Jong gebergte
Oud gebergte
Hoge spitse toppen
Diepe dalen
Afgesleten toppen
ondiepe dalen

Slide 12 - Drag question

De HUN-lijn staat voor de lijn op:
A
Hilversum-Utrecht-Nijkerk
B
Harderwijk-Utrecht- Nijmegen
C
Hilversum-Utrecht-Nijmegen
D
Haarlem-Utrecht-Nijmegen

Slide 13 - Quiz

Zonder dijken en duinen zou een groot deel van Nederland nu zee zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Waarom is de HUN-lijn bijzonder?
A
Het zijn de grootste steden van Nederland
B
Tot zo ver kwam het ijs in de laatste ijstijd
C
Tot zo ver kwam het ijs in de één na laatste ijstijd
D
Het zijn de enige heuvels van Nederland

Slide 15 - Quiz

Waar is de stroomsnelheid van een rivier het hoogst?
A
Delta
B
Bovenloop
C
Middenloop
D
Benedenloop

Slide 16 - Quiz

Sleep de juiste uitleg naar het juiste begrip
Landijs
Reliëf
Erosie
Het uitschuren van materiaal door water, wind en ijs
Hoogteverschil in een landschap
Een aaneengesloten stuk ijs op 
een groot landoppervlak

Slide 17 - Drag question

Op welke 2 manieren wordt de hoogte in de atlas weergegeven?

Slide 18 - Open question

Een V-dal is gemaakt door:
A
een lawine
B
een gletsjer
C
mensen
D
een rivier

Slide 19 - Quiz

U-dal of V-dal?
A
U-dal
B
V-dal

Slide 20 - Quiz

Waar hoort letter E bij?
A
Dijk
B
Sloot
C
Sluis
D
Gemaal

Slide 21 - Quiz

Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta

Slide 22 - Quiz

Bekijk het plaatje. In welk rijtje staan de begrippen in de goede volgorde?
A
bovenloop = A, benedenloop = B, middenloop = C, delta = D
B
bovenloop = C, benedenloop = B, middenloop = A, delta = D
C
bovenloop = B, benedenloop = D, middenloop = C, delta = A
D
bovenloop = D, benedenloop = B, middenloop = C, delta = A

Slide 23 - Quiz

Het afbrokkelen van bergtoppen door vorst gaat in zes stappen. Zet de cijfers in de juiste volgorde.


A
1-2-4-3-5-6
B
2-3-1-5-6-4
C
2-1-4-3-6-5
D
2-1-4-6-3-5

Slide 24 - Quiz

In welk deel van een rivier kan een delta ontstaan?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Niet

Slide 25 - Quiz

Wat hoort er bij nummer 1?
A
Sedimentatie
B
Lage stroomsnelheid
C
Hoge stroomsnelheid
D
Erosie

Slide 26 - Quiz

Bekijk de reliëfkaart van Duitsland (Hoe donkerder, hoe hoger.) In welk gebied vindt de meeste verwering plaats: 1, 2, 3 of 4?
A
1
B
4
C
2
D
3

Slide 27 - Quiz

Waarom gingen de jagers in Hoog-Nederland schapen houden? leg je antwoord zo goed mogelijk uit.

Slide 28 - Open question