Blok 5: samenstellingen

Blok 5: samenstellingen + indelen in soorten
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Blok 5: samenstellingen + indelen in soorten

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het eind van de les:
  • weet je wat een samenstelling is.

Slide 2 - Slide

Uitleg
Sommige woorden kun je aan elkaar plakken. Van laptop en tas kun je een nieuw woord maken: laptoptas. Zo'n woord heet een samenstelling.

Als je wilt weten wat de betekenis van een samenstelling is, kijk je naar het laatste deel van het woord.

Voorbeeld:
bosvrucht: een vrucht die in het bos groeit
laptoptas: een tas gemaakt voor een laptop

Slide 3 - Slide

reken
gras
veld
les

Slide 4 - Drag question

Aan de slag...
Je gaat opdr. 25,26 en 27 op blz. 202 + 203 maken
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Antwoorden opdr. 25
  • rekenles
  • grasveld
  • windenergie
  • fietspad
  • grondstof 
  • modderstroom
  • politieagent
  • groenteboer

Slide 6 - Slide

Antwoorden opdr. 26
  • spierkracht – spier + kracht – de kracht van je spieren
  • windenergie – wind + energie – energie of elektriciteit die is opgewekt door de kracht van de wind
  • beginpunt – begin + punt – het punt (de plek) van waaruit je begint 
  • aanmeldingsformulier – aanmelding + formulier – een papier met vragen die je moet beantwoorden om je ergens voor aan te melden
  • reservespeler – reserve + speler – een speler in een sportteam die pas meedoet als een andere speler uitvalt 

Slide 7 - Slide

Antwoorden opdr. 26
  • rookmelder – rook + melder – een apparaat dat een alarm laat horen als er rook is, om te waarschuwen voor brand
  • brandoefening – brand + oefening – een oefening om te leren wat je moet doen als er in een gebouw brand uitbreekt
  • vervoermiddel – vervoer + middel – een middel, bijvoorbeeld een auto, bus of trein, waarmee mensen, dieren of dingen kunnen worden vervoerd van de ene plaats naar een andere
  • prijsstijging – prijs + stijging – het stijgen (omhoog gaan) van prijzen, het duurder worden van dingen die je in een winkel kunt kopen 

Slide 8 - Slide

Indelen in soorten
Veel woorden kun je in groepjes  bij elkaar zetten. 

Voorbeeld:
Amsterdam en Londen = hoofdsteden
broek en trui = kledingstukken

Slide 9 - Slide

Aan de slag...
Welke woorden horen bij elkaar? Maak opdr. 28 op blz. 203

Slide 10 - Slide

Antwoorden opdr. 28
  1. Etenswaren: brood – melk – biefstuk – chocolade – aardappel
  2.  Kledingstukken: hemd – joggingbroek – muts – bloes – T-shirt
  3.  Schoeisel: sandaal – schoen – slipper – klomp – laars
  4.  Gebouwen: fabriek – kerk – toren – theater – museum
  5.  Lichaamsdelen: enkel – pols – vinger – schouder – heup

Slide 11 - Slide