This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
oefentoets
Slide 1 - Slide
Hoeveel spanning heeft een penlite batterij ?
Slide 2 - Open question
stoffen in een batterij zijn goed voor het milieu
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
hoe noem je de twee polen in een batterij?
Slide 4 - Open question
als je een schakelaar parallel schakelt aan een lamp, gaat de lamp aan- of uit.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
hoe groot is de spanning uit een stopcontact?
Slide 6 - Open question
De stroom loopt altijd van de min naar de plus
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Het vermogen is de elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurd er met het smeltdraad als je kortsluitng hebt?
Slide 9 - Open question
Wat gebeurd er als er overbelasting is bij een groep?
A
dan gaat de elektriciteit uit (springt er een zekering)
B
gaat er een alarm af
C
ontstaat er brand
Slide 10 - Quiz
Wat is er aan de hand als je overbelasting hebt?
Slide 11 - Open question
Parallel is:
A
links
B
rechts
Slide 12 - Quiz
Bij een parallelschakeling kun je de lampen afzonderlijk van elkaar aan- en uitzetten
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Glas is een
A
isolator
B
geleider
Slide 14 - Quiz
koper is een:
A
geleider
B
isolator
Slide 15 - Quiz
Wat is de functie van een batterij in een stroomkring?
Slide 16 - Open question
Ampere (A) is de eenheid voor
A
stroomsterkte
B
spanning
C
vermogen
Slide 17 - Quiz
Een accu is een:
A
stroomdraad
B
schakelaar
C
spanningsbron
Slide 18 - Quiz
2 batterijen van 4 V worden in serie geschakelt. Wat is de spanning dan?
Slide 19 - Open question
Wat gebeurd er als je een lampje van 4V aansluit over een spanning van 15 V?
Slide 20 - Open question
Het eerste lampje draai je los. Wat gebeurd er met de bovenste lampjes?
A
lampje 2 blijft branden, 3 gaat uit
B
beide lampjes gaan ook uit
C
beide lampjes kunnen blijven branden
Slide 21 - Quiz
Rechts is de kWh-meter te zien van een jaar. Hoeveel elektrische energie is er verbruikt?
Slide 22 - Open question
Wat is het symbool voor een batterij?
Slide 23 - Open question
Welke symbool staat voor een spanningsmeter (vanaf onder naar boven geteld)
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 24 - Quiz
Sommige apparaten hebben niet altijd hetzelfde vermogen. Welk apparaat heeft een wisselend vermogen?
A
led-lamp
B
föhn met verschillende standen
C
een bel die een constant volume levert
D
apple-watch
Slide 25 - Quiz
6,7 mA = ..... A
A
0,67
B
6700
C
0,0067
Slide 26 - Quiz
467 mA= ....A
A
4670
B
467000
C
0,467
D
46,7
Slide 27 - Quiz
0,88 A= ..... mA
A
880
B
8,8
C
0,00088
Slide 28 - Quiz
Waarom zit er om elektriciteitsdraden kunststof?
Slide 29 - Open question
Een dynama wordt vaak als spanningsbron gebruikt in een:
Slide 30 - Open question
Jan maakt deze schakeling en sluit de schakelaar. Hij wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat. Op welke stip(pen) kan Jan hiervoor de stroommeter aansluiten?
Slide 31 - Open question
A
Slide 32 - Quiz
Jan sluit daarop de volgende apparaten aan: Fohn: 5,5A, laptop 9,9 A. Hoe groot is de stroomsterkte door de groep?
Slide 33 - Open question
Wanneer je tijdens een proefje het zwarte en het rode draadje verwisselt die naar de batterij loopt, dan verander je de:
A
stroomrichting
B
spanning
C
stroomsterkte
Slide 34 - Quiz
vermogen:
A
220V
B
0,45 A
C
100W
D
50 Hz
Slide 35 - Quiz
Als het smeltveiligheid kapot is (doorgesmolten) kun je dat zien aan:
A
de verklikker die niet meer op zijn plek zit
B
de kleur het draad
Slide 36 - Quiz
Een staafbatterij heeft 1,5 V. Estra stopt er een aantal in een lamp. In totaal staat er een spanning van 9 V over de lamp. Hoeveel batterijen zijn in serie geschakelt in de lamp?
Slide 37 - Open question
Teken het schakelschema in een schrift.
Slide 38 - Open question
spanning: 230 V Stroomsterkte: 3 A Wat is het vermogen?
Slide 39 - Open question
Jan maakt een schakeling met daarin: een staafbatterij en 5 lampen die parallel zijn geschakelt. Hij zet hierin 2 schakelaars: 1 die alle lampen tegelijkertijd kan uitzetten en 1 die 3 lampen kan uitzetten (als schakelaar 1 in de aan-stand staat). Teken de schakeling.