Lezen en luisteren les 5

Lezen en luisteren
Centraal examen
Nederlands

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen en luisteren
Centraal examen
Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
- Datum examen lezen en luisteren
- Feiten, meningen en argumenten
- Samenvatten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Datum examen lezen en luisteren
Zie het schema via de mail
Dinsdag 26 januari
Vrijdag 29 januari
Dinsdag 2 februari
Vrijdag 5 februari



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Doel
- Je kunt feiten, meningen en argumenten van elkaar onderscheiden en je kunt er kritisch naar kijken
- Je weet welke soorten argumenten er zijn
- Je weet welke drogredenen er zijn
- Ik weet het verschil tussen hoofd- en bijzaken
- Ik weet hoe ik een tekst kan samenvatten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Feiten en meningen
Feit --> Is iets wat waar of niet waar is. Het is altijd controleerbaar en bewijsbaar.

Mening --> Geeft aan wat iemand ergens persoonlijk van vindt. Het is staat niet vast en je kunt het onderbouwen met argumenten.  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Argumenten
Een argument is een verdediging of uitleg bij jouw mening of standpunt. 

Ik vind dat kinderen onder de 12 jaar geen telefoon mogen hebben. Uit een onderzoek van de universiteit van Leiden is naar voren gekomen dat kinderen niet leren communiceren met elkaar, omdat ze alleen maar online met elkaar praten.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In een tekst vind je argumenten vaak door te zoeken naar signaalwoorden, zoals
want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak
argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.

Argumenten kunnen ook zonder signaalwoorden in de tekst staan. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Drogredenen
Niet elk argument is een goed argument. Sprekers kunnen onjuiste argumenten gebruiken

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie


Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

 De cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.

Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De overhaaste generalisatie 
Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 15 - Quiz

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 16 - Quiz

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
https://www.youtube.com/watch?v=EBEZJm3ozIA 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Samenvatten
Op het centraal examen kun je vragen krijgen welke zin het beste de samenvatting weergeeft over een bepaalde tekst

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken --> echt belangrijke informatie
Bijzaken --> minder belangrijke informatie, zoals een voorbeeld of een extra uitleg

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe maak je een samenvatting?
Een samenvatting maak je in vier stappen.
Stap 1: benoem de tekstsoort en het tekstdoel.
Stap 2: bepaal de hoofdgedachte van de tekst op basis van de titel, het begin en het slot.
Stap3: formuleer de hoofdgedachte per tekstdeel.
Stap 4: schrijf de samenvatting.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Samenvatten
Theorie & verwerkingsopdrachten
Kijken en luisteren samenvatten
Theorie & verwerkingsopdrachten
Feiten, meningen en argumenten
Theorie & verwerkingsopdrachten


Slide 27 - Slide

This item has no instructions