Kookles

Kookles
mbo keuzedeel 
Bereiden van eenvoudige gerechten
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Kookles
mbo keuzedeel 
Bereiden van eenvoudige gerechten

Slide 1 - Slide

De keuken

Slide 2 - Mind map

Wat is waar?
A
In de kookles mag je sieraden om.
B
In de kookles draag je slippers.
C
In de kookles draag je een schort.
D
In de kookles zijn je nagels kort.

Slide 3 - Quiz

Als de kookles begint dan....
A
Was ik mijn handen met water en zeep.
B
Lees ik het recept eerst.
C
Dan maak ik de snijplanken schoon.
D
Dan ga ik de ruimte vegen.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Hoe heet het voorwerp wat je zonet zag?
A
een tang
B
een zeef
C
een zif
D
een gaatjespan

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Waarom draag je een schort in de kookles?
A
Dan zijn mannen en vrouwen gelijk.
B
Dan hoef je je kleren niet meer te wassen.
C
Dan wordt je eigen kleding niet vies.
D
Dan zijn je benen veilig.

Slide 8 - Quiz

Tijdens de kookles moet je ook je handen wassen. Ja of nee?

Slide 9 - Open question

Wat betekent hygiënisch werken in de kookles?
A
Veel koken
B
Schoon werken
C
Hard werken
D
Lekker koken

Slide 10 - Quiz

Waarmee was je groenten goed schoon?
A
Alleen met water.
B
Met water en olie.
C
Met water en zout.
D
Met water en suiker.

Slide 11 - Quiz

Welke kleur snijplank gebruik je om groentes te snijden?
A
De witte snijplank.
B
De groene snijplank.
C
De rode snijplank.
D
De bruine snijplank.

Slide 12 - Quiz

Wat is 500 mililiter?
A
500 liter
B
5 liter
C
Een halve liter
D
50 milimeter

Slide 13 - Quiz

Wat eet een vegetariër NIET
A
Salades
B
Eten met zout
C
Vlees en vis
D
Bonen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

eiwitten

Slide 16 - Mind map

In welke producten zit GEEN eiwitten?
A
In ei
B
In suiker
C
In kaas
D
In yoghurt

Slide 17 - Quiz

Noem 2 producten waar eiwit in zit

Slide 18 - Open question

Ik kook....
A
De thee
B
Het fruit
C
Het water
D
Het brood

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Waarvoor gebruiken we de rode snijplank bij het koken?
A
Om rode uien te snijden
B
Om vlees te snijden
C
Om groentes te snijden
D
Om fruit te snijden

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Welke zin is goed?
A
In de oven kook ik soep.
B
In de oven bak ik een cake.
C
In de oven kook ik een cake.
D
In de oven bak ik soep.

Slide 23 - Quiz