Voorwerpen beschijven en vergelijken (29-11)

¡Bienvenidos a la clase de español!
* Pon los libros, cuadernos y estuches
  encima de las mesas.

* Pon las mochilas al lado de las mesas.

* Dentro de 2 minutos silencio, por favor :)
timer
2:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

¡Bienvenidos a la clase de español!
* Pon los libros, cuadernos y estuches
  encima de las mesas.

* Pon las mochilas al lado de las mesas.

* Dentro de 2 minutos silencio, por favor :)
timer
2:00

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • ¿Qué hemos hecho?


  • ¡A trabajar!


  • Fin de la clase








  • El objetivo
  • Palabra por palabra (10)
  • Objecten beschrijven (15)
  • Objecten vergelijken (15)
  • Evaluación (5)

Slide 2 - Slide

Planificación
  • Planner uitdelen en uitleggen
¿Qué hemos hecho?

Slide 3 - Mind map

El objetivo
  • Ik kan voorwerpen beschrijven en objecten vergelijken

Para hoy..
* Voorwerpen beschrijven
* Voorwerpen vergelijken

Slide 4 - Slide

Zet de woordenschat in de juiste kolom!
forma
material
utilidad
duro
escribir
comer
jugar al fútbol
madera
cuadrado
redondo
cristal
blando
guardar cosas
pequeño
rectangular
metal
plástico
hablar con amigos
cuero
grande

Slide 5 - Drag question

Objecten beschrijven
¿Cómo es?
* Es....

¿De qué es?
* Es de...

¿Para que sirve?
* Sirve para..
Beschrijf in groepjes de objecten van de afbeeldingen
un balón
una mesa
un teléfono
un bolígrafo
una mochila
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Objecten vergelijken
Gebruik 3 soorten vergelijkingen
Meer dan:
* más + bijv. n.w. + que

Minder dan:
* menos + bijv. n.w. + que

Gelijk aan:
* tan + bijv. n.w. + como
Verzin een vergelijking voor de onderstaande objecten.
un balón
una mesa
un teléfono
un bolígrafo
una mochila
timer
15:00

Slide 7 - Slide

¿Tiempo libre?
Aanwijzende voornaamwoorden...

Slide 8 - Slide

Aanwijzende v.n.w.
timer
5:00
Enkelvoud
Enkelvoud
Meervoud
Meervoud
esto / eso / aquello
Worden gebruikt bij onbekende verwijzingen of verwijzingen in algemene zin.
Roberto: Quiero esa carpeta.

Nélida: ¿Quieres esta o aquella?

Roberto: Aquella

Slide 9 - Slide

Objecten aanwijzen
Verzin een vergelijking voor de onderstaande objecten.
un balón (aquí)
una mesa (ahí)
un teléfono (allí)
unos bolígrafos (ahí)
unas mochilas (allí)

Slide 10 - Slide

Benoem 1 ding wat je vandaag hebt geleerd.

Slide 11 - Mind map

Fin de la clase...



  • ¿Preguntas?


  • Wat ging goed?


  • Wat kan er verbeteren?







    Volgende les?
    Voorbereiden
    * Leer Quizlet woordenschat: het weer én windstreken en jaargetijden

    Wat gaan we doen?
    * Het weer beschrijven

    Slide 12 - Slide

    ¿Qué tal la clase?

    Slide 13 - Slide

    Verder gaan bij aanwijzende v.n.w.

    Slide 14 - Slide