Element - antibiotica

1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is de naam voor een ziekteverwekker?
A
Bacterie
B
Micro-organisme
C
Pathogeen
D
Schimmel

Slide 4 - Quiz

Welke infecties worden veroorzaakt door bacteriën?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Tegen welke groep micro-organismen zijn antibiotica werkzaam?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Virussen
D
Parasieten

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen smal spectrum en breed spectrum antibiotica?
A
Breed spectrum werkt tegen weinig soorten infecties
B
Breed spectrum werkt tegen weinig soorten bacteriën
C
Breed spectrum werkt tegen veel soorten infecties
D
Breed spectrum werkt tegen veel soorten bacteriën

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Hoelang duurt een kuur meestal?
A
1 dag
B
1 week
C
1 maand
D
1 jaar

Slide 11 - Quiz

In welke toedieningsvormen zijn antibiotica verkrijgbaar?
(Meerdere antwoorden goed)
A
Tabletten en capsules
B
Drank
C
Oordruppels en oogdruppels
D
Zetpil

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Welke geneesmiddelen van antibiotica ken je?

Slide 15 - Mind map

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welk geneesmiddel is een breed spectrum antibioticum?
A
Amoxicilline
B
Clavulaanzuur
C
Flucloxacilline
D
Allemaal

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Wat is een bijwerking van ciprofloxacine?
A
Gevoelig voor UV-licht
B
Lage bloeddruk
C
Spierpijn
D
Verstopping

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Bij welke doelgroep mag doxycycline niet gebruikt worden?
A
Kinderen < 8 jaar
B
Mensen met astma
C
Mensen met ADHD
D
Ouderen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

In welke toedieningsvorm is azitromycine beschikbaar?
A
Drank
B
Inhalator
C
Neusspray
D
Zetpil

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Wat is de indicatie van nitrofurantoine?
A
Huidinfectie
B
Keelontsteking
C
Longontsteking
D
Urineweg infectie

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Hoelaat moet fosfomycine worden ingenomen?
A
8.00u
B
12.00u
C
18.00u
D
23.00u

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide