Verleden tijd groep 7 en 8

• Spelling
• Basisschool

Werkwoorden

Tegenwoordige tijd 

Verleden tijd

Zoek de werkwoorden

De juffrouw heeft vanochtend alle kinderen een toets laten maken.

De jongens hebben vanmorgen lopen strooien met zout.

We hebben gefietst en gewandeld.

Sterk of zwak?
Scheppen

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak?
Redden

1. sterk
2. zwak

Sterk of zwak?
geven

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak?
zwaaien

1. Sterk
2. Zwak

Verleden Tijd
Mijn vader ........ het glas op tafel.

1. zet
2. zette

Verleden Tijd
Zij ........ hem in zijn zij.

1. port
2. porde
3. porte
4. pordde

Verleden Tijd
Het vuur ....... al een poosje

1. brande
2. brandde

Verleden Tijd
Zij ....... een ijsje.

1. eisde
2. eistte
3. eiste

Verleden Tijd
De jongens ....... hun tante

1. bezochten
2. bezochte
3. bezochtten

Gisteren ....... hij tegen de auto

1. botste
2. bodste
3. botstte

Vorige week ....... hij zich bij de baas.
(melden)

Vroeger..........de ridders om de winst.
(strijden)

Vorige keer ........ we de hele middag.
(feesten)

Laatst ........ wij de boompjes in het bos.
(planten)

Vroeger ......... hij elke week.
(sporten)

Verleden Tijd
Hij........ met pijl en boog.

Verleden Tijd
Ik ........ het goede antwoord.
(raden)