NN 1 - Grammatica 5w - Voorzetsels

NN 1 - Grammatica 5w - lesdoelen


Je leert wat een voorzetsel is.




1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

NN 1 - Grammatica 5w - lesdoelen


Je leert wat een voorzetsel is.




Slide 1 - Slide

Voorzetsel [vz] 

Wat weten jullie nog van deze woordsoort?

Voorzetsel [vz]

Slide 2 - Slide


Een voorzetsel...
A
geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan

Slide 3 - Quiz

Een voorzetsel...
1. plaats/tijd: in de aula, op het veld, na de pauze, voor 7 uur
reden/oorzaak: door het slechte weer, vanwege de drukte
Ook de woordjes van en tot zijn voorzetsels.

2. staat meestal vóór een lidwoord of voornaamwoord:
onder de bank, over welke brug?, naast dat huis
maar kán ook erachter staan:
het bos in, die kant op



Slide 4 - Slide

Geen voorzetsel...
Let op! 
Soms zijn de woordjes géén voorzetsels:

De trein komt aan (werkwoord = aankomen)
 Ik drink mijn koffie op (werkwoord = opdrinken)
Ik neem mijn voetbal mee (werkwoord = meenemen)



Slide 5 - Slide


Wat is het voorzetsel?

Tijdens Frans moeten we veel Frans praten.
A
veel
B
we
C
Frans
D
tijdens

Slide 6 - Quiz


Wat is het voorzetsel?

Hij at zijn boterham in de kamer.
A
op
B
de
C
in
D
at

Slide 7 - Quiz


Wat is het voorzetsel?

De reis kon niet doorgaan vanwege een storm.
A
niet
B
vanwege
C
doorgaan
D
een

Slide 8 - Quiz

Tekst
plaats
tijd
reden/oorzaak
achter
uit
door
vanwege
na
gedurende

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Slide