Bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord
En het verschil met het persoonlijk voornaamwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bezittelijk voornaamwoord
En het verschil met het persoonlijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Jou huis of jouw huis

A
jou
B
jouw

Slide 2 - Quiz

Het huis is van jou.
Het huis van jouw.
A
jou
B
jouw

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan en staat voor een zelfstandig naamwoord. 

mijn boek

Slide 5 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
In ons huis is het altijd gezellig
A
het
B
gezellig
C
huis
D
altijd

Slide 6 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We moeten nog ons huiswerk inleveren.
A
ons
B
huiswerk
C
we
D
inleveren

Slide 7 - Quiz

Verschil met het persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

Woorden die verwijzen naar een persoon

ik, hij, jij, wij, zij, u, jullie, hen, jou, mij, ons enz. 

Slide 9 - Slide

Ik ga naar school.
Wij gaan vanmiddag zwemmen.
De bal is voor jou.
Het cadeau is van mij. 

Slide 10 - Slide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Wij gaan morgen samen naar school.
A
gaan
B
samen
C
wij
D
Er zit geen persoonlijke voornaamwoord in.

Slide 11 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
De kinderen vinden hem erg gezellig.
A
kinderen
B
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.
C
gezellig
D
hem

Slide 12 - Quiz

Het verschil!
Het boek is van mij - mij is het persoonlijk voornaamwoord
Het is mijn boek - mijn is het bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Slide

Even oefenen! Wat is waar?
Ik geef mijn pen aan haar.

A
Er is geen bezittelijk voornaamwoord.
B
Alleen ik is een persoonlijk voornaamwoord.
C
Ik en haar zijn persoonlijke voornaamwoorden
D
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.

Slide 14 - Quiz

Wat is waar?
Mijn zus tekent graag.
A
Er is geen bezittelijk voornaamwoord.
B
Mijn is een bezittelijk voornaamwoord.
C
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.
D
Mijn is een persoonlijk voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Maak de les in het taalboek

Slide 16 - Slide