Tenses overview

H3
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3

Slide 1 - Slide

Leerdoel:
Je weet wat verschillen tussen tijden zijn, wanneer je deze moet gebruiken en ook hoe je deze moet gebruiken

Slide 2 - Slide

Er zijn 3 'hoofd' tijden
1. Verleden tijd

2. Tegenwoordige tijd

3. Toekomstige tijd

Slide 3 - Slide

Tegenwoordige tijd
Present tense

Slide 4 - Slide

Present Simple

Iets dat altijd/regelmatig zo is, een gewoonte is, een feit is.
Signaalwoorden: always, never, often, usually, normally

SHIT = WW+s
Present Continuous

Iets dat NU bezig is (Nederlands: aan het...)
Signaalwoorden: at the moment, (right) now, today

am/is/are + WW+ing

Slide 5 - Slide

Present Simple

I live in Tilburg.

She always drinks tea.

We never go on holiday.
Present Continuous

I am talking to you right now.

She is singing so she can't hear you.


Slide 6 - Slide

Verleden tijd
Past tense

Slide 7 - Slide

Past Simple

Iets dat in het verleden is gebeurd maar nu voorbij is.
Signaalwoorden: yesterday, last week, in 2019.

2e rijtje of WW+ed
Present Perfect

Iets dat in het verleden is gebeurd maar wat nog steeds een link heeft met nu.
Signaalwoorden: since, for, yet

have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje / WW+ed)

Slide 8 - Slide

Past Simple

I washed my car yesterday.


She worked there 2 years ago.


Present Perfect

I have washed my car, it is clean now.

She has worked there since 2019

Slide 9 - Slide

Past continuous
Beschrijven hoe een actie bezig was (toen iets anders gebeurde)


was/were + WWing

Slide 10 - Slide

Past continuous
Bijvoorbeeld:

I had been walking for hours when we finally arrived at the hotel

We were talking for hourse yesterday!

Slide 11 - Slide

Past perfect
Beschrijven hoe een actie gebeurde VOORDAT een andere actie gebeurde


Had + voltooid deelwoord

Slide 12 - Slide

Past perfect
Bijvoorbeeld:

The train had already left when he finally arrived

We had just closed the store when more people showed up

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Toekomstige tijd
Future tense

Slide 15 - Slide

Will

1. Spontante beslissingen.
2. Voorspelling zonder bewijs. 
Going to

1. Als iemand iets van plan is dat al langere tijd is afgesproken.
2. Voorspellingen met bewijs.

Slide 16 - Slide

Will

1. Spontante beslissingen.
Let's throw a party! I will invite all of my friends.
2. Voorspelling zonder bewijs.
I think it will be  busy in the city centre.
Going to

1. Als iemand iets van plan is dat al langere tijd is afgesproken.
I am going to throw a party on my birthday
2. Voorspellingen met bewijs.
Look at the clouds, it's going to rain.

Slide 17 - Slide

Grootste verschil will/going to
Als je over de toekomst gaat en het staat vast
--> I am going to....
NIET GONNA!

Als je over de toekomst praat en het is nog onzeker
--> I will....

Slide 18 - Slide

Overzicht

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Leerdoel:
Je weet wat verschillen tussen tijden zijn, wanneer je deze moet gebruiken en ook hoe je deze moet gebruiken

meer oefenen?: https://www.engelsgemist.nl/

Slide 21 - Slide

Is het leerdoel (voor jou) behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll