Present Simple
Iets dat altijd/regelmatig zo is, een gewoonte is, een feit is.
Signaalwoorden: always, never, often, usually, normally
SHIT = WW+s
Present Continuous
Iets dat NU bezig is (Nederlands: aan het...)
Signaalwoorden: at the moment, (right) now, today
am/is/are + WW+ing