week 45 les 1 futuro + tener que

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • ir  a + infinitief
  • tener/hay que + infinitief
  • repaso
Lunes, 2 de noviembre
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • ir  a + infinitief
  • tener/hay que + infinitief
  • repaso
Lunes, 2 de noviembre

Slide 1 - Slide

Ir  a + infinitief

LA: pág. 34 ej. 1 y 2
Leerdoel: plannen toekomst

Slide 2 - Slide

Tener que + infintief
Wat betekent tener?


Moeten = tener + que + infinitief
Leerdoel: vertellen wat je moet doen
tener
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 3 - Slide

Hay que + infintief
Je gebruikt hay que + infinitief
 als je in het Nederlands zou 
zeggen "men moet" of "je moet". 
Wanneer het dus algemeen bedoeld is .
Leerdoel: vertellen wat nog je moet doen

Slide 4 - Slide

Hoe zeg je in het Spaans?
  1. Dit weekend ga ik mijn opa en oma bezoeken. 
  2. Jij moet vanmiddag Spaans leren.
  3. Men moet gezond (= sano).
  4. In de vakantie gaan wij afspreken met vrienden. 

Slide 5 - Slide

  1. Este fin de semana voy a visitar mis abuelos.
  2. Esta tarde tienes que estudiar español.
  3. Hay que comer sano.
  4. En las vacaciones vamos a quedar con amigos. 

Slide 6 - Slide

Gerundio
Hoe vorm je de gerundio?

Leerdoel: vertellen wat je aan het doen bent. 
estar + -ando of -iendo

Slide 7 - Slide

trabajar, él

Slide 8 - Open question

escribir, nosotros

Slide 9 - Open question

comer, vosotros

Slide 10 - Open question

decir, yo

Slide 11 - Open question

dormir, tú

Slide 12 - Open question

ducharse, él

Slide 13 - Open question

¿Qué están haciendo?

Slide 14 - Slide