grammatica overzicht periode 2

grammatica overzicht periode 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

grammatica overzicht periode 2

Slide 1 - Slide

Gerundio
Om te vertellen wat je op dit moment aan het doen bent of 
wat er aan de gang is gebruik je de gerundio. 

 + gerundio vorm. 
ESTAR
estoy estás está estamos estáis están
Leerdoel 1: Ik kan zeggen wat iemand aan het doen is.
Boekje periode 2
p. 19 en 20

Slide 2 - Slide

estoy
estás
está
estamos
estáis
están
hablar   --> hablando
comer   --> comiendo
escribir  --> escribiendo
Ik ben aan het luisteren.
Hij is aan het voetballen.
Zij zijn aan het praten. 
Estoy escuchando.
Está jugando al fútbol.
Están hablando.
Leerdoel 1: Ik kan zeggen wat iemand aan het doen is.

Slide 3 - Slide

Uitzonderingen
Een aantal werkwoorden heeft een onregelmatige gerundio-vorm
Leerdoel 1: Ik kan zeggen wat iemand aan het doen is.

Slide 4 - Slide

Plaats van persoonlijk vnw.
Bij wederkerende werkwoorden zoals "ducharse" komt het persoonlijk voornaamwoord (vorm van 'se'):
  • Voor de persoonsvorm (vorm van estar)
                    Me estoy duchando.
  • Achter de gerundiovorm vast geschreven.
                    Estoy duchándome.
Leerdoel 1: Ik kan zeggen wat iemand aan het doen is.

Slide 5 - Slide

Plannen in de nabije toekomst

IR + A + INFINITIEF (hele werkwoord)

Hoe wordt het werkwoord ir vervoegd?
voy, vas, va, vamos, vais, van
Leerdoel: plannen in nabije toekomst
librito pág. 21

Slide 6 - Slide

Om plannen in de nabije toekomst uit te drukken. 
Hiervoor gebruik je het werkwoord IR + A + INFINITIEF
yo                             
tú                              
él, ella, ud.                                 +   A + INFINITIEF(hele ww)
nosotros                   
vosotros                   
ellos, ellas, uds.        
voy
vas
va
vamos
vais
van
Leerdoel: plannen in nabije toekomst

Slide 7 - Slide

ejemplos
  • Esta noche voy a ir al cine con mis amigos.
  • El próximo año Carmen va a estudiar medicina.
  • El próximo verano vamos a viajar por México.
  • Esta tarde Paco y yo vamos a jugar al tenis.

Je kunt deze constructie ook gebruiken om aan te geven dat iets zeker gaat plaatsvinden. 
  • Hay nubes en el cielo, va a llover

Leerdoel: plannen in nabije toekomst

Slide 8 - Slide

Plaats persoonlijk vnw.
Wanneer er een persoonlijk vnw. in de zin staat kan je het op 2 plaatsen neerzetten:
  • Voor de vorm van ir.
         vb: Me voy a duchar.
         vb: Lo voy a comprar
  • Achter de infinitief vast.
         vb: Voy a ducharme.
         vb: Voy a comprarlo. 
Leerdoel: plannen in nabije toekomst
Tijdsaanduidingen futuro
Leer de woorden van 3 in
je librito

Slide 9 - Slide

IR      A      infinitief (HELE WERKWOORD)
+
+

Slide 10 - Slide

Tener que + infintief
Wat betekent tener?


Moeten ( verplichting/noodzaak) = tener + que + infinitief
Leerdoel: vertellen wat je moet doen
tener
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
vb: Tengo que hacer los deberes.
Tenéis que escribir las frases.
Librito pág. 22

Slide 11 - Slide

Hay que + infintief
Je gebruikt hay que + infinitief
 als je in het Nederlands zou 
zeggen "men moet" of "je moet". 
Wanneer het dus algemeen bedoeld is.

Leerdoel: vertellen wat je moet doen
vb: Para tener buenas notas, hay que estudiar.
librito pág. 22

Slide 12 - Slide

Deber + infintief
Wat betekent tener?


Moeten (raad/advies) = deber + infinitief
Leerdoel: vertellen wat je moet doen
deber
debo
debes
debe
debemos
debéis
deben
vb: Tengo que hacer los deberes.
Tenéis que escribir las frases.
Librito pág. 22

Slide 13 - Slide

Plaats persoonlijk vnw.
Wanneer er een persoonlijk vnw. in de zin staat kan je het op 2 plaatsen neerzetten:
  • Voor de vorm van tener (persoonsvorm)
         vb: Me tengo que duchar.
         vb: Lo tengo que comprar
  • Achter de infinitief vast.
         vb: Tengo que ducharme.
         vb: Tengo que comprarlo. 
Leerdoel: vertellen wat je moet doen.

Slide 14 - Slide