Woche 44

H3 Duits, Woche 44
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3 Duits, Woche 44

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Je hebt de eerste helft van de woordjes van G geleerd.  
Welke woorden hieronder zijn fout? Verbeter ze.

der Aufzug, der Konsum, der Unfall, die Apotheke, die Ausnahme, die Auswahl, die Behinderung, die Förderschule, die Krankheit, das Schmerzmittel, die Schwierigkeiten, die Zutaten

Slide 3 - Slide

Beginopdracht
ausreichend - doof - entscheiden - fehlen - selbstverständlich - unterrichten - verletzt sein - zerstören

1. Bist du beim Schulfest dabei? > Ja __, ich liebe Partys! 
2. Ich finde es so __, dass es im Herbst so viel regnet... 
3. War deine Note __? > Ja, ich hatte eine 7!
4. Meine Eltern __ morgen, wohin wir in den Urlaub fahren.
5. Auf dem Formular __ noch Name und Alter. Bitte ausfüllen!

Slide 4 - Slide

H3a:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Training Kapitel 1
Zelfstandig leren
Montag (40 Min.)

Beginopdracht
Overzicht toetsstof
Arbeitsblatt Halloween
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Training Kapitel 2

Slide 5 - Slide

H3d:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
D-toets
Challenge Kapitel 1 + 2
Dienstag (80 Min.)

Beginopdracht
Overzicht toetsstof
Training Kapitel 1 + 2
Arbeitsblatt Halloween

Slide 6 - Slide

Toetsstof T01
Kapitel 1: 
- Woordjes A, B, D/F + G (incl. meervouden). Blz. 40-41.
- Grammatik C: haben/sein in de verleden tijd. Blz. 44.
- Grammatik E: werden in de tegenwoordige & verleden tijd. Blz. 44.

Kapitel 2: 
- Woordjes A, B, D/F + G (incl. meervouden). Blz. 76-77.
- Grammatik C: regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Blz. 80.
- Grammatik E: zinnen ontleden (1e, 3e & 4e naamval). Blz. 81.

Slide 7 - Slide

Toetsstof T01
Leerdoelen woordjes Kapitel 1 + 2:

Ik ken de betekenis van de Duitse woorden & weet hoe ik ze moet schrijven (spelling, met/zonder hoofdletter).
Ik gebruik het juiste lidwoord en kan ook uit een zin opmaken welk woord er het beste in past. 

Slide 8 - Slide

Toetsstof T01
Leerdoelen Grammatik C, Kapitel 1: 

Ik ken de verledentijds-vormen van haben en sein
Ik kan uit een zin opmaken welke vorm ik moet invullen.

Slide 9 - Slide

Toetsstof T01
Leerdoelen Grammatik E, Kapitel 1: 

Ik ken de 2 betekenissen van werden in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd. 
Ik ken de vervoegingen van de tegenwoordige tijd (1 rijtje) en de verleden tijd (2 rijtjes).
Ik kan uit een zin opmaken welke vorm er het beste past.

Slide 10 - Slide

Toetsstof T01
Leerdoelen Grammatik C, Kapitel 2: 

Ik weet hoe ik regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet vervoegen (ezelsbruggetje!)
Ik weet wat er gebeurt bij uitzonderingen (stam op -d-, -t- of s-klank)
Ik weet hoe ik voltooide deelwoorden in het Duits moet maken.

Slide 11 - Slide

Toetsstof T01
Leerdoelen Grammatik E, Kapitel 2: 

Ik weet wat de functie van de 1e, 3e en 4e naamval zijn.
Ik weet wat ik moet doen als er een voorzetsel in de zin staat.
Ik ken het stappenplan uit mijn hoofd.
Ik kan de juiste vorm opzoeken in het naamvalschema (opzoeken betekent niet leren, want je krijgt het op de toets!)

Slide 12 - Slide