Week 15 - spanning vertelperspectief (vmbo-tl)

Les 35
Leerdoelen
R: Ik weet wat spanning is en welke verschillende soorten perspectieven Er zijn.
T1: Ik kan emotionele en intellectuele spanning en verschillende soorten perspectieven herkennen in een verhaal.
T2: Ik kan uitleggen op welke manieren een schrijver spanning creëert en wat de bijzondere heden zijn van het perspectief in een gegeven verhaal.
I: Ik kan zelf bedenken hoe je spanning en een perspectief in een verhaal kunt uitwerken.

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Les 35
Leerdoelen
R: Ik weet wat spanning is en welke verschillende soorten perspectieven Er zijn.
T1: Ik kan emotionele en intellectuele spanning en verschillende soorten perspectieven herkennen in een verhaal.
T2: Ik kan uitleggen op welke manieren een schrijver spanning creëert en wat de bijzondere heden zijn van het perspectief in een gegeven verhaal.
I: Ik kan zelf bedenken hoe je spanning en een perspectief in een verhaal kunt uitwerken.

Slide 1 - Slide

Maak een zin met één van de woorden uit de afbeelding hiernaast.

Slide 2 - Open question

Maak een zin met één van de woorden uit de afbeelding hiernaast. (tip: klik op de afbeelding)

Slide 3 - Open question

Theorie
Spanning:
- 'Willen weten hoe het verdergaat'.
- De lezer of kijker nieuwsgierig houden.
Hoe:
- Herkenbaarheid
- Meeleven



Slide 4 - Slide

Theorie 
Intellectuele spanning: 
- je puzzelt mee met de hoofdpersoon naar de oplossing 

Emotionele spanning: 
- je weet meer dan de personages
- je wil het personage waarschuwen

Slide 5 - Slide

Theorie
Vertelperspectief: 
- ik-verteller
- personale verteller
- alwetende verteller

Slide 6 - Slide

Reflecteren
Waarom is de hoofdpersoon in een verhaal meestal sympathiek?

Slide 7 - Slide

Reflecteren
Bas en zijn vrienden stoken een vuurtje bij het fietsenhok. Als een leerkracht het schoolplein opkomt, gaan ze snel weg. Joris is net op school aangekomen en zet nietsvermoedend zijn fiets In het hoekpunt Als de leraar Joris In de buurt van het vuurtje ziet, denkt hij dat Joris het gedaan heeft. Bas kijkt van een afstand toe.



Slide 8 - Slide

Reflecteren
Bespreek met je buddy.

Wat zijn de verschillen tussen de ervaringen van de vertellers?

Als je het verhaal Alleen uit het perspectief van de leraar vertelt, is het niet spannend. Leg uit waarom.

Slide 9 - Slide

Oefenen
-    Maak uit Kern les 35:  opdracht 2 t/m 6. 
Kies: 7, 8 en 9 (normale route) 

OF 

9, 10, 11 (uitdagende route).

Slide 10 - Slide

Toepassen (deel 2/3)
Je gaat de theorie toepassen op je boek aan de hand van een aantal vragen (zie volgende dia's).

Slide 11 - Slide

Bepaal het vertelperspectief in jouw boek. Heeft jouw verhaal een ik-verteller, een personale verteller of een alwetende verteller. Geef minimaal twee redenen waarom jouw verhaal dit vertelperspectief heeft (tip: gebruik je boek).

Slide 12 - Open question

Welke vorm van spanning komt er vooral voor in jouw boek? Emotionele spanning of intellectuele spanning? Leg uit.

Slide 13 - Open question

Als je jouw boek vanuit een ander perspectief zou schrijven. Vanuit wiens ogen zou je het verhaal laten afspelen? Leg dit uit met twee redenen.

Slide 14 - Open question

Beschrijf een kort fragment in jouw boek waarin heel duidelijk naar voren komt dat de situatie door de verschillende personages heel anders wordt ervaren. Gebruik vraag 12 uit Kern les 35 om de verschillen en ervaring tussen de personages uit te leggen. (Uitdaging!)

Slide 15 - Open question