What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoordspelling
Oefenen met
werkwoordspelling
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenen met
werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kun je 't ex-kofschip gebruiken?
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Voor het spellen van het voltooid deelwoord kun je 't ex-kofschip gebruiken?
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Voor het spellen van de persoonsvorm
in de verleden tijd kun je 't ex-kofschip gebruiken?
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Voor het spellen van de persoonsvorm
in de tegenwoordige tijd kun je het trucje met 'lopen' gebruiken?
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Nu gaan we oefenen!
Slide 6 - Slide
Casper (branden) zijn vingers gisteren.
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden
Slide 7 - Quiz
Iedereen heeft weleens (falen)
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen
Slide 8 - Quiz
Marle en Noa hebben (beloven) te stoppen met pesten.
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd
Slide 9 - Quiz
(vinden) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind
Slide 10 - Quiz
Meneer Kalis (vinden) het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt
Slide 11 - Quiz
Voor de kerstvakantie (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 12 - Quiz
Als Rania nu eens een beetje (opschuiven), dan kunnen we allemaal zitten.
A
opschuift
B
opschuifd
C
opschuivt
D
opschuivd
Slide 13 - Quiz
Kan Qimo Corona (verspreiden)?
A
verspreide
B
verspreiden
C
verspreidde
D
verspreidden
Slide 14 - Quiz
Heeft iedereen zijn naam op Julius' schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt
Slide 15 - Quiz
Mevrouw Jansen (zetten) die van haar er gisteren nog op.
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat
Slide 16 - Quiz
Sommige leerlingen (roken) vorige week stiekem in het park.
A
rookte
B
rookten
C
rookde
D
rookden
Slide 17 - Quiz
De leerlingen zijn flink (straffen).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd
Slide 18 - Quiz
Nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
Slide 19 - Quiz
Een ongeluk is zo (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
Slide 20 - Quiz
Hij heeft de (vinden) foto's weggelegd.
(kijk goed wat voor soort woord dit is)
A
gevonden
B
gevonde
C
gevondden
Slide 21 - Quiz
Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren).
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt
Slide 22 - Quiz
Is 'heeft' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?
De jongen heeft een rondje gelopen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie
Slide 23 - Quiz
Is 'gelopen' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?
De jongen heeft een rondje gelopen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie
Slide 24 - Quiz
Is 'zijn' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?
Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie
Slide 25 - Quiz
Is 'gaan' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?
Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie
Slide 26 - Quiz
Is 'winkelen' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?
Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie
Slide 27 - Quiz
Staat in deze zin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?
Ik heb een fiets gekocht?
A
ja
B
nee
Slide 28 - Quiz
Staat in deze zin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?
Vorige week lag ik lekker in de zon.
A
ja
B
nee
Slide 29 - Quiz
Staat in deze zin een persoonsvorm en een voltooid deelwoord?
Wij zijn naar de winkel geweest?
A
ja
B
nee
Slide 30 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord lopen? (de ...... route)
Slide 31 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord spelen?
Slide 32 - Open question
Wat is het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord spelen?
(de ...... wedstrijd)
Slide 33 - Open question
Wat is het meervoud van
staaf?
Slide 34 - Open question
Wat is het meervoud van
lolly?
Slide 35 - Open question
Wat is het meervoud van
vakantie?
Slide 36 - Open question
Wat is het meervoud van
foto?
Slide 37 - Open question
Wat is het meervoud van
idee?
Slide 38 - Open question
Vul het goede woord in.
Jan en Truus gaan ... verhuizen
A
beiden
B
beide
Slide 39 - Quiz
Vul het goede woord in.
De katten zijn de ... die honger hebben
A
enigen
B
enige
Slide 40 - Quiz
Vul het goede woord in.
De ... mensen wachten op hun beurt.
A
meesten
B
meeste
Slide 41 - Quiz
Wat is goed?
dorp + straat
A
dorpsstraat
B
dorpstraat
Slide 42 - Quiz
Wat is goed?
personeel+ chef
A
personeelschef
B
personeelchef
Slide 43 - Quiz
Wat is goed?
kapper+ zaak
A
kapperszaak
B
kapperzaak
Slide 44 - Quiz
Succes met de toets!
Jij kunt jouw zakelijke brief nu in juiste spelling schrijven.
Slide 45 - Slide
More lessons like this
werkwoordspelling
October 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
herhaling spelling hfst. 1 t/m 6 basis
December 2022
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
SP - werkwoordspelling inf, vd, ovd
March 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les 1 - wwsp
March 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Spelling de infinitief en het voltooid deelwoord
June 2019
- Lesson with
24 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
laatste les quiz werkwoordspelling 2F
January 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
HV1 Werkwoordspelling 4, herhaling voorgaande lessen en uitleg infinitief
January 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
2: Werkwoordspelling: (on)voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, infinitief
November 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5