Zinsontleding klas 1

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quiz

Zinsontleding
Let op: je krijgt een paar vragen om te controleren of je alles snapt. 

Slide 2 - Slide

Benoem het lijdend voorwerp:
De burgemeester overhandigt de prijs aan de wielrenner.
A
De burgemeester
B
Overhandigt
C
De wielrenner
D
De prijs

Slide 3 - Quiz

Benoem het meewerkend voorwerp:
De docent gaf haar leerlingen een extra les over grammatica.
A
Een extra les
B
De docent
C
haar leerlingen
D
over grammatica

Slide 4 - Quiz

Benoem het WG in de zin:
Fatima gaat naar muziekles.
A
Gaat
B
muziekles
C
Fatima
D
gaat naar muziekles

Slide 5 - Quiz

Benoem de bijwoordelijke bepaling:
De docent gaf haar leerlingen een extra les over grammatica op 5 september.
A
Een extra les
B
De docent
C
op 5 september
D
over grammatica

Slide 6 - Quiz

Ik geef al mijn liefde aan hem.
De persoonsvorm in deze zin is:
A
Ik
B
al mijn liefde
C
geef
D
aan hem

Slide 7 - Quiz

Noteer het lijdend voorwerp uit de onderstaande zin:
Ik geef al mijn liefde aan hem.

Slide 8 - Open question

Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
Onderstreep de pv
B
Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen
C
Zoek het onderwerp

Slide 9 - Quiz

Op welke twee manieren kun je achter de pv van de volgende zin komen?
1. Michelle wil graag het winnende doelpunt scoren.
A
Door er een vraagzin van te maken
B
Door de vraagzin en de zinsontleding toe te passen
C
Door winnende te vervangen door verliezende
D
Door de getalproef en de tijdproef toe te passen.

Slide 10 - Quiz

Ik geef al mijn liefde aan hem.
Het woord geef is een:
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quiz

Ik geef al mijn liefde aan hem.
Het woord liefde is een:
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quiz

Ik geef al mijn liefde aan hem.
Het woord aan is een:
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quiz

Mijn vader is lekker aan de klus buiten.
Het woord lekker is een:
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quiz

Mijn vader is lekker aan de klus buiten.
Het woord de is een:
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 15 - Quiz


Slide 16 - Open question

Noteer het meewerkend voorwerp uit de onderstaande zin:
De meester geeft alle leerlingen een mooi cijfer op het rapport.

Slide 17 - Open question

Deze les heb ik geleerd....

Slide 18 - Mind map