les 18 Spelling w.w. pvtt di 6e uur 12-10-21 klas 1hv1t

Welkom! Klas 1HV1t
6e uur NE
12-10-2021
Les 18  

H1 Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! Klas 1HV1t
6e uur NE
12-10-2021
Les 18  

H1 Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Voorleestijd!
Zomerwoud van Linda Dielenmans

Slide 2 - Slide




De hand van de oude man op Erkins schouder had zwaar geleken toen ze zich omdraaiden om het woud in te gaan. De groep was stil, en niemand behalve de oude man had Erkin nog in de ogen gekeken. Hij voelde zich lomp en onbeholpen vergeleken met deze woudmensen.
Ze bewogen zich soepel tussen de bomen en struiken door, terwijl hij met zijn zware stappen en onhandige lijf meer takken en bladeren liet kraken dan alle anderen bij 



 elkaar. Erkin begon te twijfelen of zijn beslissing wel goed was geweest. Misschien had hij zich dit door zijn vader en Miko uit het hoofd moeten laten praten. Hij had in ieder geval verwacht met Alja samen te zijn. Nu zou alles een stuk moeilijker worden. Hij schudde zijn hoofd en zuchtte, wat hem een blik vol medelijden van de oude man naast hem opleverde. Hij dacht aan zijn nieuwe leven bij deze mensen, die in korte tijd al zo vreemd en onbereikbaar leken. Hij schaamde zich nu al voor de onhandige gebaren die hij zou moeten gebruiken om zich verstaanbaar te maken. Met Alja was het uiteindelijk als vanzelf gegaan, ze 
6
In het woud

Slide 3 - Slide

Het woud voelde vijandig aan. Het steeds dichter wordende bladerdak maakte de lucht koel en klam, eigenlijk een verademing na de hete zomerzon die bij de rivier zijn huid had
geschroeid. Maar de bomen werden groter en grilliger, met ver uitgestrekte, donkere takken die probeerden het laatste beetje zonlicht op te vangen. Alsof ze wanhopig en hongerig waren. Erkin huiverde en keek naar de oude man die naast hem liep. Zelfs hij beweegt beter door dit bos dan ik, dacht hij treurig,
die man moet wel honderd winters oud zijn. Zou hij het dorpshoofd zijn? Alsof de oude man hem voelde staren, ontmoette zijn blik 
die van Erkin, en hij legde een hand op zijn arm. Hij zei iets tegen de groep en gebaarde hen vooruit te gaan. Het leek alsof sommige woudmensen het daar niet mee eens waren,
maar na een kort gesprek lieten ze de oude man met Erkin achter. De jongen keek hen onzeker na. Wat was de bedoeling hiervan? De oude man trok zijn aandacht weer door gemoedelijk op Erkins arm te kloppen.
‘Erkin,’ zei de man. Dat wist hij dus blijkbaar al. Hij klopte zichzelf op de borst. ‘Durmar.’
‘Durmar,’ herhaalde Erkin. Het was een vreemde naam om uit te spreken, maar de oude man leek tevreden en glimlachte.

Slide 4 - Slide

Hij gebaarde om zich heen en stelde een vraag, maar Erkin had geen idee wat hij bedoelde. Durmar liep naar een dikke, met mos begroeide boom, legde zijn hand erop en zei een woord dat Erkin niet verstond. De jongen schudde zijn hoofd. Durmar probeerde nog een paar woorden, en uiteindelijk was er een klank die Erkin herkende. Opgelucht herhaalde hij het woord voor ‘boom’ dat hij van Alja had geleerd en de oude man wreef over zijn kin, blijkbaar tevreden. Misschien wilde Durmar erachter komen wat hij allemaal al wist, bedacht Erkin, en hij was dankbaar dat hij dit niet in de aanwezigheid van de hele groep
 hoefde te doen. De oude man ging nog even door met wijzen, naar de bladeren van de bomen, naar het weinige gras rond de bomen, naar zijn ogen, mond en neus. Erkin kon niet alle woorden noemen en begreep soms niet wat de man bedoelde, maar na een tijdje leek het alsof Durmar genoeg wist. Hij knikte de jongen toe en nam hem bij de arm, om samen verder te lopen naar het dorp in het woud.
Erkin was opgelucht toen hij het zachte gekabbel van de rivier weer hoorde. De bladeren lieten hier wat meer licht door,
en in de zachtgele zonnestralen dansten zaadpluizen en kleine insecten. Vanuit  

Slide 5 - Slide

verschillende richtingen klonken geluiden die
hem deden denken aan zijn eigen dorp; lachende kinderen, het tikken van stenen tegen elkaar, de zachte stemmen van
mannen en vrouwen. Het moest een groot dorp zijn, hier in het hart van het bos. Maar toen Erkin met Durmar op de plek aankwam waar het dorp moest zijn, was er niets te zien.
De mensen waren er. Het was duidelijk dat dit de plaats was waar ze leefden, langs de rivier die hier dwars door het woud stroomde. Ze hadden zich in kleine groepjes verspreid, rond
kleine, uitgebrande haardkuiltjes of langs de oever. Een man en een vrouw hadden zelfs 
hun kano alweer het water op geduwd en praatten zacht met elkaar, gehurkt in de holleboomstam, speren in de hand. Maar waar waren de gebouwen? De huizen? Zou hij in de open lucht moeten slapen? Zonder warmte of een dak boven zijn hoofd? Zonder bescherming? En de wilde dieren dan? 

Slide 6 - Slide

1. Terugblik vorige les(sen)

Slide 7 - Slide

timer
0:30
Wat heb je de vorige les geleerd?

Slide 8 - Mind map

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
om de tekst leesbaar te maken.
B
om de tekst beter leesbaar te maken.
C
om de les plechtiger te laten lijken.
D
om de tekst belangrijker te laten lijken.

Slide 9 - Quiz

Hoofdletter of niet?
A
januari
B
Januari

Slide 10 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 11 - Quiz

Hoofdletter of niet?
A
mevrouw Van der Vaart
B
mevrouw van der Vaart
C
Mevrouw Van Der Vaart

Slide 12 - Quiz

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 13 - Quiz

Hoofdletter?
A
Maandag
B
maandag

Slide 14 - Quiz

Hoofdletter of niet?
A
oosten
B
Oosten

Slide 15 - Quiz

leestekens zijn:
A
alleen hoofdletters
B
hoofdletters, komma's, punten en vraagtekens
C
punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's,
D
A,B en C zijn juist

Slide 16 - Quiz

Een punt zet je
A
tussen twee persoonsvormen
B
voor een uitleg
C
aan het eind van een zin
D
tussen delen van een opsomming

Slide 17 - Quiz

Na een vraag komt een vraagteken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Waarom gebruik je een uitroepteken?
A
Dat staat leuk.
B
Dat hoort zo!
C
Dat geeft een zin extra nadruk.
D
Dan maak je iets duidelijk.

Slide 19 - Quiz

Een komma zet je ...
A
tussen twee persoonsvormen.
B
voor verbindings-woorden.
C
tussen twee moeilijke woorden.
D
tussen delen van een opsomming.

Slide 20 - Quiz

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 21 - Quiz

het verkleinwoord van

oma
A
oma'tje
B
omaatje

Slide 22 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'cd'?
A
cd'tje
B
cdtje
C
cd's
D
cd-en

Slide 23 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'de paraplu'?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje

Slide 24 - Quiz

Verkleinwoorden
A
display'tje
B
displaytje

Slide 25 - Quiz

2. huiswerkcontrole
Controleer je huiswerk (gebruik Classroom)

opdracht 1 t/m 5 Spelling 1 Hoofdletters, leestekens
timer
5:00

Slide 26 - Slide

 3. Vandaag
H1 Spelling
 Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 27 - Slide

4. Wat weet je al?

Slide 28 - Slide

Startopdracht
Bedenk zelf een passend onderwerp in de zinnen.
Kies uit: ik - jij - hij - zij - wij. Je mag elk onderwerp maar één keer gebruiken.
De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers, aan elke hand vijf, en twintig aan handen en voeten.
timer
2:00

Slide 29 - Slide

 4. Theorie


Je leert:
  • over de tegenwoordige tijd van de persoonsvorm
Hoofdletters en leestekens

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Een daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt). Bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.

Zo vind je de ik-vorm
Je vindt de ik-vorm door van het hele werkwoord (de infinitief) de laatste twee letters (-en) weg te laten. Bijvoorbeeld: werken → werk.

Soms moet je een letter weglaten of toevoegen:
– zetten → zet; likken → lik; raden → raad.
Bovendien verandert er soms een letter:
– lezen → lees; wrijven → wrijf.

Slide 32 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm

– ik klim, klim ik, klim jij/je; ik raad, raad ik, raad jij/je

In alle andere gevallen in het enkelvoud: ik-vorm + t

– jij klimt, hij klimt, zij klimt; jij raadt, hij raadt, zij raadt

In het meervoud: het hele werkwoord

– wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen; wij raden, jullie raden, zij raden

Slide 33 - Slide

5 Begrepen?

Slide 34 - Slide

Noteer de pv in tegenwoordige tijd.
(Worden) je broer morgen door Carl opgehaald?
A
Word
B
Wordt
C
Worden
D
Wordd

Slide 35 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(onthouden) ... je dat tot morgen?
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthield
D
onthouden

Slide 36 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(worden) ... je broer straks opgehaald?
A
word
B
wordt
C
werd
D
worden

Slide 37 - Quiz

Bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 39 - Quiz

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
met kofschiptaxi/sexy fokschaap
B
op gevoel
C
ik-vorm of ik-vorm + t

Slide 40 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

Dat (gebeuren)beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 41 - Quiz

6 Oefenen
Maken opdracht 1, 2 , 3, 4 , 5 en 6
van Spelling blz. 36 en 37

Slide 42 - Slide

7. Evaluatie Lesdoelen
Ik kan:
  • hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken
  • komma's gebruiken
  • verkleinwoorden correct spellen

Slide 43 - Slide

Ik vond deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Huiswerk
woensdag 13 oktober 2021
2e uur

  • maken opdracht 1 t/m 6 van Spelling (blz. 36 en 37)
  • Leren theorie van H1

Slide 45 - Slide