This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wim heeft een vakantiebaantje. Hij verdien 4 euro per uur. Hij krijgt ook 35 euro fietsgeld per maand. Maak de formule die bij deze situatie hoort.
Slide 7 - Open question
Willem is klusjesman. Voor een klus rekent hij € 15,- voorrijkosten en € 20,- voor elk gewerkt uur. Maak de formule die bij deze situatie hoort.
Slide 8 - Open question
Waarom is het maken van een tabel handig?
Slide 9 - Open question
Willem is klusjesman. Voor een klus rekent hij € 15,- voorrijkosten en € 20,- voor elk gewerkt uur. De bijbehorende formule: aantal uren x 20 + 15 = kosten.
Vul de tabel verder in.
Aantal uur
0
1
2
3
4
5
Kosten
5
10
15
35
55
75
95
105
150
25
20
30
70
65
90
Slide 10 - Drag question
Van tabel naar grafiek
Formule: aantal uren x 20 + 15 = kosten.
Aantal uur
0
1
2
3
4
5
Kosten
15
35
55
75
95
105
aantal uren x 20 + 15 = kosten
Slide 11 - Slide
Van tabel naar grafiek
Formule: aantal uren x 20 + 15 = kosten.
Aantal uur
0
1
2
3
4
5
Kosten
aantal uren x 5 + 10 = kosten
Slide 12 - Slide
timer
7:00
Slide 13 - Slide
Antwoord opgave 36a
Slide 14 - Open question
Antwoord opgave 36c
Slide 15 - Open question
Antwoord opgave 36d
Slide 16 - Open question
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 17 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet goed begrepen hebt.