2.7 grammatica

2.7 Woordsoorten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.7 Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling woordsoorten

LW
ZN
WW
BN
VZ
Pers VNW
Bez VNW
TW

Slide 2 - Slide

Noem de lidwoorden.

Slide 3 - Mind map

Kies de zelfstandig naamwoorden.
A
de, het, een
B
lopen, rennen, fietsen
C
schoen, auto, fiets
D
mooi, rood, lang

Slide 4 - Quiz

Jantje wil een nieuwe fiets.
Wat is in deze zin het:
bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Open question

Wat zijn:
persoonlijk voornaamwoorden?

Slide 6 - Mind map

Noem 2 voorzetsels.

Slide 7 - Mind map

LW = de, het, een 
ZN = medipladi + namen + begrippen 
BN = zegt iets over ZN
VZ = in, op, tijdens, met, van ... het feest/de kast
WW = iets wat je doet (lopen, rennen, fietsen)
Pers vnw = ik, jij, hij, wij, jullie, zij 
Bez vnw = mijn, jouw, hun, ons etc.
TW hoofd = 1, 2, 100, 1001 etc
        rang =  1e, 2e, laatste, zoveelste etc.

Slide 8 - Slide

Het verschil tussen een zelfstandig werkwoord (zww) en een hulp werkwoord (hww)



Een zelfstandig werkwoord geeft de handeling aan.

Jantje wil een ijsje eten.
In deze zin is 'eten' wat je echt kan zien gebeuren

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat is in deze zin het zww?

Ik ga straks naar huis fietsen.
A
ga
B
fietsen
C
straks
D
naar huis

Slide 11 - Quiz

Wat is in deze zin het zww?

Ik ben klaar.
A
ik
B
ben
C
klaar

Slide 12 - Quiz

Wat is in deze zin het hww?

De jongen wil de hond aaien.
A
de jongen
B
wil
C
de hond
D
aaien

Slide 13 - Quiz

Wat is in deze zin het zww?

De jongen aait de hond.
A
de jongen
B
aait
C
de hond

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Maken: 
2.7 grammatica

1 (alle 5), 4, 5, 6, 7, 8



timer
1:00

Slide 15 - Slide