Blok 6.6 werkwoordspelling

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.6 Werkwoordspelling
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.6 Werkwoordspelling
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel, maar laat deze nog even dicht.
Pak een leeg blad voor je in je schrift.

Huiswerkcontrole 

Slide 2 - Slide

2. Terugblik
Wat zijn werkwoorden ook alweer?


Zometeen krijg je een plaatje te zien waar een aantal werkwoorden in staan. Als ik het plaatje laat zien, heb je 1 minuut de tijd om alle werkwoorden die je ziet op te schrijven.
Aan het eind kijken we wie de meeste gevonden heeft. 


Slide 3 - Slide

2. Terugblik
timer
1:00

Slide 4 - Slide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je:
  • Op welke drie manieren je de persoonsvorm kan vinden in een zin
  • Hoe je de persoonsvorm op een juiste manier spelt

Slide 5 - Slide

4. Instructie
Wat zijn ook alweer de drie manieren om de persoonsvorm te vinden in een zin?
  • De zin vragend maken
  • De zin in een andere tijd zetten
  • Enkelvoud/meervoud 

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm in de t.t. enkelvoud
Je weet hoe je de p.v. in de tegenwoordige tijd spelt:

Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.

Er is een uitzondering........


Slide 7 - Slide

Persoonsvorm in de t.t. enkelvoud
Als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm (dus zonder t).
Meestal kun je horen of je wel of geen t moet schrijven.

Voorbeeld:
Jij speelt graag computergames.
Speel jij graag computergames?

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm in de t.t. meervoud
Voor het meervoud in de tegenwoordige tijd gebruik je altijd het hele werkwoord (wij vorm tegenwoordige tijd).

Voorbeeld: (wij) horen, (wij) fietsen, (wij) zwemmen. 


Slide 9 - Slide

t

Slide 10 - Slide

Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
trekken
A
Ik trek
B
Ik trekk

Slide 11 - Quiz

Wat is de hij-vorm van het werkwoord: Fluiten
A
Hij fluitt
B
Hij fluit

Slide 12 - Quiz

Wat is de zij-vorm van het werkwoord: Knippen
A
Zij knip
B
Zij knipt

Slide 13 - Quiz

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: slapen
A
Ik slaap
B
Ik slap

Slide 14 - Quiz

6. Zelfstandig werken
Je maakt dadelijk zelfstandig opdracht 18. Let er staan dus een aantal persoonsvormen verkeerd geschreven. Die moet je nog op de juiste manier schrijven.

Ben je klaar?
Dan laat je je schrift aan mij zien. Daarna kijk je 
je werk na. Daarna ga je in stilte lezen of puzzelen. 
timer
1:00

Slide 15 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?


Huiswerk:
Woensdag 16 juni 
6.6 opdracht 18 af




Slide 16 - Slide