What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taalverzorging werkwoordspelling (H.2)
Taalverzorging werkwoordspelling
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taalverzorging werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
Er zijn drie manieren om de pv te vinden:
de zin van tijd veranderen
de zin vragend maken
de zin van aantal veranderen
Slide 2 - Slide
't
e
x
-
f
o
ksch
aa
p
Slide 3 - Slide
Betekenisverschil
Slide 4 - Slide
Enkelvoud t.t.
Ik wil
Jij/u wilt / wil jij? / wilt u?
Hij wil
Enkelvoud v.t.
Ik/jij/hij/u wilde
Ik/jij/hij/ u
wou
nooit in geschreven taal.
Meervoud t.t.
wij/jullie/zij willen
Meervoud v.t.
Wij/jullie/zij wilden
Wij
wouden
nooit in geschreven taal.
Slide 5 - Slide
In welke zin staan alleen zelfstandig naamwoorden tussen haken?
A
[Pieter] heeft zijn zware [boeken] in zijn [favoriete] [tas] gestopt.
B
[Wij] gaan in de [meivakantie] naar ons [huisje] in [Frankrijk].
C
Achter het [nieuwe] [schoolgebouw] is een [park] met een groot [grasveld].
D
De beste [tekeningen] zullen in de [hal] van de [school] worden opgehangen.
Slide 6 - Quiz
Werkwoorden kun je
vervoegen
. Dat wil zeggen dat je de vorm van het werkwoord aanpast, zodat deze goed in de zin past.
De
persoonsvorm
is een vervoegde vorm van het werkwoord. Hij bevat veel grammaticale informatie over de zin waar hij in staat.
Als je in een zin een of meer kenmerken verandert, dan verandert ook de persoonsvorm.
Slide 7 - Slide
Drie kenmerken
hebben invloed op de persoonsvorm:
1.
Getal
:
enkelvoud
of
meervoud
? Het getal van de
persoonsvorm is altijd hetzelfde als het onderwerp.
2.
Persoon
:
eerste
,
tweede
of
derde persoon
?
De persoonsvorm staat altijd in dezelfde persoon als het
onderwerp.
3.
Tijd
:
tegenwoordige
of
verleden
tijd?
Slide 8 - Slide
persoon
getal
1e persoon
enkelvoud
ik
2e persoon
enkelvoud
je, jij
3e persoon
enkelvoud
hij, zij (ev), het (het meisje, de man enz)
1e persoon
meervoud
wij, we
2e persoon
meervoud
jullie
3e persoon
meervoud
zij, (de leerlingen enz.)
Slide 9 - Slide
persoon
getal
tijd
1e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
ik lach
2e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
jij lacht
3e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
zij lacht
1e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
we lachen
2e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
jullie lachen
3e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
zij lachen
Slide 10 - Slide
Voorbeeldvraag:
Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer ook een onderwerp:
3e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd:
werken
Hij werkt
onderwerp persoonsvorm
Mijn zus werkt
onderwerp persoonsvorm
Slide 11 - Slide
Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer ook een onderwerp:
1e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: reizen
Slide 12 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer ook een onderwerp:
2e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: breken
Slide 13 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer ook een onderwerp:
2e persoon meervoud tegenwoordige tijd: slapen
Slide 14 - Open question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer ook een onderwerp:
3e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: verteren
Slide 15 - Open question
1e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
2e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
3e persoon
enkelvoud
tegenwoordige tijd
1e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
2e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
3e persoon
meervoud
tegenwoordige tijd
Jullie vertalen de tekst.
Wij koken de aardappels.
Bestel jij een boek?
Het kipje scharrelt op het erf.
Ik fiets naar de stad.
De docenten geven de toets op.
Slide 16 - Drag question
persoon
getal
tegenwoordige tijd
1e persoon
enkelvoud
ik-vorm
ik lach
2e persoon
enkelvoud
ik-vorm + t (jij voor de pv)
jij lacht
ik-vorm (je, jij achter de pv)
lach jij
3e persoon
enkelvoud
ik-vorm + t
zij lacht
1e persoon
meervoud
infinitief
we lachen
2e persoon
meervoud
infinitief
jullie lachen
3e persoon
meervoud
infinitief
zij lachen
Slide 17 - Slide
persoon
getal
tijd
1e persoon
enkelvoud
verleden tijd
ik lachte
2e persoon
enkelvoud
verleden tijd
jij lachte
3e persoon
enkelvoud
verleden tijd
hij lachte
1e persoon
meervoud
verleden tijd
wij lachten
2e persoon
meervoud
verleden tijd
jullie lachten
3e persoon
meervoud
verleden tijd
zij lachten
Slide 18 - Slide
More lessons like this
VWO1 herhalen gramm. woordsoorten.
September 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
VWO1 h.2 taalverzorging spelling van de werkwoorden
September 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Werkwoorden FT2
September 2023
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoorden FT1
October 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
HV1 H.2 taalverzorging 2.2 spelling van de werkwoorden
October 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
VWO1 h.2 taalverzorging spelling van de werkwoorden les 2
August 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
havo 1 herhalen Studyflow W1 en W2
April 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1