Dag 9

• NT2
• ISK

Thema 14 - Overtuigen - DAG 9

DAG 9

weg

winnen

zelfs

de zee

zien

zoeken

weg

• naar een andere plek 
• het is niet meer hier
  
  
• zin: O nee! Mijn geld is weg!
• zin: De man is alleen. Zijn vrouw is weg.

49

winnen (ww)

• de beste zijn in een wedstrijd
• winnen <--> verliezen
  
  
• TT - ik win - jij wint - wij winnen
• VT - ik won - wij wonnen
• VTD - ik heb gewonnen
  
  
• zin: Real Madrid wint de wedstrijd.

50

zelfs

• ook, maar misschien denk je het niet
  
  
• zin: Ik houd van de zon. Zelfs als het 40 graden is.
• zin: Ik doe alles voor mijn familie. Zelfs als het moeilijk is.

51

de zee (znw)

• zout water
• veel water
• de zee - de zeeën
  
  
• zin: Ik zwem graag in de zee.
• zin: In de zee zwemmen vissen.

52

zien (ww)

• met je ogen 
• kijken
  
  
• TT - ik zie - jij ziet - wij zien
• VT - ik zag - wij zagen
• VTD - ik heb gezien
  
  
• zin: Ik zie een meisje op straat.
• zin: Zie je die man daar?

53

zoeken (ww)

• goed kijken waar iets is
  
  
• TT - ik zoek - jij zoekt - wij zoeken
• VT - ik zocht - wij zochten
• VTD - ik heb gezocht
  
  
• zin: Waar zijn mijn sleutels?!? Ik zoek in mijn tas.
• zin: De hond zoekt de bal. 

54

Ik ga weg =

49

1. Ik ga naar een andere plaats.
2. Ik ga over een andere plaats.
3. Ik ga naar een mooie plaats.
4. Ik ga over een mooie plaats.

Ik ben de beste. Ik.... altijd.

50

1. winnen
2. win
3. winn
4. wint

De beste zijn in een wedstrijd =

50

1. vinden
2. turnen
3. zoeken
4. winnen

Werkwoord: winnen
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........

50

Ik moet naar school, ....... als ik moe ben.

51

1. zelfs
2. ook
3. niet
4. want

Werkwoord: zien
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........

52

Ik ....... met mijn ogen

52

1. zien
2. hoor
3. hor
4. zie

Moeite doen om te ontdekken waar het is =

53

1. vinden
2. turnen
3. zoeken
4. winnen

Maak een 1-2-3 zin met
het werkwoord zoeken.

53

De kinderen ..............de zee.

53

1. zoek
2. zoeken
3. zoekken
4. zoeke

Wat is de naam van de zee tussen
Noorwegen, Groot-Brittanië, Frankrijk,
België, Nederland, Duitsland
en Denemarken?