Werkwoordspelling tegenwoordige- en verleden tijd week 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Werkwoordspelling 

Tegenwoordige- en verleden tijd

Les 2

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’

1. Goed
2. Fout

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?

1. Goed
2. Fout

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’

1. Goed
2. Fout

Wat is niet goed gespeld?

Wat is niet goed gespeld?

Wat is niet goed gespeld?

Goed of fout?

Het is de tegenwoordige tijd.

Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.

(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)

Bron: Taalfouten spotten.

Wat is niet goed gespeld?

DOEL

- Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling

- Je kunt de werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd spellen. 

spelling: werkwoordspelling

Tegenwoordige en verleden tijd

De persoonsvorm (pv) is het werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen. 

De persoonsvorm kan in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt) staan.

Persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoord dat in een zin van tijd kan veranderen en van getal.

voorbeeld:

Tijd: Ik eet een broodje / ik at een broodje 

Getal: De agent regelt het verkeer / de agenten regelen het verkeer

Let op! soms staan er 2 werkwoorden in een zin. De PV is dan het woord dat veranderd

Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd

Enkelvoud - alleen de stam - Ik loop, Ik vind, loop Ik?, vind jij? Kom hier! Word lid.

Enkelvoud - de stam + t - Jij loopt, hij vindt, vindt zij?

Meervoud - Het hele werkwoord - Wij lopen, de leerlingen vinden

-v en -z

Bij sommige werkwoorden eindigt de stam op -v of -z. De laatste letter van de stam verandert. De -v wordt een -f (geloven - ik geloof). De -z wordt een -s (kiezen - ik kies)

- den

Bij werkwoorden op -den hoor je niet of er een -t achter de stam moet. Vul daarom in gedachten het werkwoord lopen in. Je hoort of er een -t achter de stam moet of niet. 

Bijvoorbeeld: de kip broed.... --> (de kip loopt) --> de kip broedt

Het vuur brand... --> (het vuur loopt) --> Het vuur brandt

Zoe schrijf je de persoonsvorm in de verledentijd

P

DOEL

- Je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling

- Je kunt de werkwoorden in de tegenwoordige- en verleden tijd spellen. 

spelling: werkwoordspelling

Time for homework!

Maak de volgende opdrachten:

Opdrachten: 6, 7 en 8

De volgende les:

Koppelteken en trema