What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal herhalingsles blok 5 groep 6
Taal herhalingsles blok 5
1 / 47
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Speciaal Onderwijs
Leerroute 6
This lesson contains
47 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taal herhalingsles blok 5
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les hebben we blok 5 herhaald!
Slide 2 - Slide
Wat is schrijftaal?
Slide 3 - Slide
Schrijftaal
Taal die je opschrijft
Voorbeeld:
Mocht u in staat zijn te reageren, dan vernemen wij graag uw reactie!
Slide 4 - Slide
Wat is spreektaal?
Slide 5 - Slide
Spreektaal
Iets wat je uitspreekt.
Voorbeeld:
Sara zei, ik ben heel blij met jou!
Slide 6 - Slide
Wat betekent dit pictogram?
Slide 7 - Slide
Wat betekent dit pictogram?
Slide 8 - Slide
Wat betekent dit pictogram?
Slide 9 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
Ik vind de kleur groen mooi.
Slide 10 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
Ze ziet de mooie blauwe zee.
Slide 11 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
Klaas is misselijk en voelt zich ziek.
Slide 12 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
Roos houdt erg van de zomer.
Slide 13 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
Sam heeft een groene fiets met een mand voorop de fiets.
Slide 14 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
De hond van mijn oma is heel erg lief.
Slide 15 - Slide
Is dit een mening of een beschrijving?
De hond van mijn oma heeft wit met zwarte haren.
Slide 16 - Slide
Wat betekent eropuit trekken?
A
Weggaan, of op vakantie gaan
B
Wat jij wilt gebeurt
C
Thuis blijven
D
Je helpt iemand
Slide 17 - Quiz
Wat betekent steunen?
A
Ergens van weglopen
B
Je verdrietig voelen
C
Iemand helpen die problemen heeft
D
De hond uitlaten
Slide 18 - Quiz
Wat betekent je zin krijgen?
A
Er gebeurt niet wat jij wil
B
Er gebeurt wat jij wil
C
Je bent het er wel mee eens
D
Je bent het er niet mee eens
Slide 19 - Quiz
Wat betekent protesteren?
A
Er gebeurt niet wat jij wil
B
Er gebeurt wat jij wil
C
Je bent het er wel mee eens
D
Je bent het er niet mee eens
Slide 20 - Quiz
Wat betekent ijdel?
A
Als je er altijd mooi uit wil zien
B
Als je niet om je uiterlijk geeft
C
Als je heel rijk bent
D
Als je in een groot huis woont
Slide 21 - Quiz
Wat betekent de melodie?
A
De tekst van een lied
B
Het refrein van het lied
C
De wijze van een lied
D
De volgorde van het lied
Slide 22 - Quiz
Wat betekent de boodschap?
A
Een verhaal over dieren
B
Een boek
C
Een verhaal over sprookjes
D
Wat er met een verhaal bedoeld woord
Slide 23 - Quiz
Wat betekent een fabel?
A
Een dierenverhaal waarin dieren zich gedragen als mensen en waarvan je kunt leren
B
Een dierenverhaal waarbij dieren gevangen zitten
C
Een dierenverhaal waarbij de dieren feest vieren
D
Een dierenverhaal waar dieren samen eten
Slide 24 - Quiz
Wat betekent neuriën?
A
Zingen met je mond dicht en zonder woorden
B
Zingen met je mond open en zonder woorden
C
Zingen met je mond dicht en met woorden
D
Zingen met je mond open en met woorden
Slide 25 - Quiz
Wat betekent goede zaken doen?
A
Weinig geld verdienen als je iets verkoopt
B
Veel geld verdienen als je iets verkoopt
C
Iets goedkoop kunnen kopen
D
Iets duur kunnen kopen
Slide 26 - Quiz
Wat betekent ergens in uitblinken?
A
Je kan sommige dingen heel goed
B
Je bent ergens niet zo goed in
C
Je hebt een toets niet goed gemaakt
D
Je bent ergens heel goed in. Veel beteer dan andere
Slide 27 - Quiz
Wat betekent gul?
A
Dat je moeilijk iets weggeeft
B
Dat je makkelijk iets weggeeft
Slide 28 - Quiz
Wat betekent het karakter?
A
Hoe je van binnen bent
B
Hoe je van buiten bent
C
Hoe je familie is
D
Hoe je vrienden zijn
Slide 29 - Quiz
Wat betekent de kraanvogel
A
Een grote zwarte vogel
B
Een kleine zwarte vogel
C
Een grote, mooie vogel met lange poten en een lange hals
D
Een kleine, mooie vogel met korte poten en een korte hals
Slide 30 - Quiz
Wat betekent sluw?
A
Grappig en lief
B
Sluw en grappig
C
Sluw en lief
D
Sluw en gemeen
Slide 31 - Quiz
Wat betekent de karavaan?
A
Twee mensen die door de woestijn reizen
B
Een groep mensen die op kamelen door de woestijn reizen
C
Een groep mensen die door de woestijn reizen
D
Een groep mensen die op vakantie gaan
Slide 32 - Quiz
Wat betekent gehoorzamen?
A
Niet luisteren
B
Niet doen wat iemand zegt
C
Doen wat iemand zegt
D
Een film kijken
Slide 33 - Quiz
Wat betekent de waard?
A
De baas van een café of hotel in vroegere tijden
B
De baas van een restaurant in vroegere tijden
C
De baas van een winkel in vroegere tijden
D
De baas van een markt in vroegere tijden
Slide 34 - Quiz
Wat betekent gierig?
A
Dat je alles weggeeft
B
Als je nooit iets weggeeft
Slide 35 - Quiz
Wat betekent ondersteboven?
A
Als je rechtop staat
B
Als je in je bed ligt
C
Met de onderkant naar boven
D
Als je naar de sterren kijkt
Slide 36 - Quiz
Wat betekent gastvrij?
A
Als gasten welkom zijn bij je thuis
B
Als gasten niet welkom zijn bij je thuis
Slide 37 - Quiz
Wat betekent de onderdaan?
A
Iemand die in een land woont waar niemand de baas is
B
Iemand die in een land woont waar de koning de baas is
Slide 38 - Quiz
Wat betekent tegenspreken?
A
Zeggen dat iets een mening is
B
Zeggen dat iets wel zo is
C
Zeggen dat iets een feit is
D
Zeggen dat iets niet zo is
Slide 39 - Quiz
Wat betekent de kolossaal?
A
Heel klein
B
Heel groot
Slide 40 - Quiz
Wat betekent je gedragen?
A
Alles doen wat niet hoort
B
Alles doen zoals het hoort
Slide 41 - Quiz
Wat betekent allermooist?
A
De minst mooie
B
Een mooi dier
C
De mooiste van allemaal
D
De lelijkste van allemaal
Slide 42 - Quiz
Wat betekent de dromedaris?
A
Een soort kameel met één bult
B
Een soort kameel met twee bulten
Slide 43 - Quiz
Wat betekent de hereberg?
A
Een soort hotel van vroeger
B
Een soort restaurant van vroeger
C
Een soort hotel en restaurant van vroeger
D
Een soort bioscoop van vroeger
Slide 44 - Quiz
Wat betekent de raaf?
A
Een grote witte vogel
B
Een grote zwarte vogel
C
Een grote blauwe vogel
D
Een grote oranje vogel
Slide 45 - Quiz
Wat betekent machtig?
A
Als iemand over niemand de baas is
B
Als iemand over weinig mensen de baas is
C
Als er meerdere bazen zijn
D
Als iemand over veel mensen de baas is
Slide 46 - Quiz
Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les hebben we blok 5 herhaald!
Slide 47 - Slide
More lessons like this
Schrijftaal of spreektaal
January 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
Les 39.2 - spreek- en schrijftaal
December 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2B Van spreektaal naar schrijftaal
19 days ago
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
NN 2K H5.1 taalweetjes
October 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, k
Leerjaar 2
Spreektaal en Schrijftaal
October 2022
- Lesson with
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Spreektaal en Schrijftaal
October 2024
- Lesson with
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Les 39.2 - spreek- en schrijftaal
May 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
spreektaal vs schrijftaal
May 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8