This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Les 16 Kapitel 2
Slide 1 - Slide
Wat heb je nodig voor deze les:
Je Ipad met oortjes/hoofdtelefoon
Je Arbeitsbuch gewone boek en digiboek
aantekening ein/eine
aantekening regelmatige werkwoorden
Slide 2 - Slide
Heute
Zelfstandig controlerenh of je alles van Kapitel 2 af hebt en nagekeken.
Digitaal oefenen
Het regelmatige werkwoord: e/st/t/en/t/en
herhaling ein, eine en het bezittelijk voornaamwoord.
Slide 3 - Slide
Zelfstandig:
Maken: Achterstallige opdrachten van Kapitel 2 + alle klaargezette opdrachten in je digiboek (open dit in een nieuw tabblad)
Nakijken: Kapitel 2 Aufgabe 59 t/m 61, 63, 65, 66
Eerst laten zien aan mevr. van Rooij
Klaar met alle opdrachten en met nakijken?
Ga naar de volgende slide en maak de digitale opdrachten.
Hausaufgaben:
M: 59 t/m 61, 63, 65, 66
Leren: Redemittel D en J - NL/D + woordenlijst herhalen.
16 januari Toets Kapitel 2
Het stoplicht staat op oranje - je mag dus zachtjes samenwerken!
Slide 4 - Slide
Wiederholung
Bekijk je aantekening van de regelmatige werkwoorden en de uitlegvideo op de volgende slide. Maak daarna de quiz.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
0
Slide 7 - Video
Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurt er als de stam op -t of -d eindigt?
Slide 9 - Open question
Wat gebeurt er als een stam op een s, ß, z of x eindigt?
Slide 10 - Open question
Welke 5 werkwoorden worden vervoegt met een extra -e?
Slide 11 - Open question
Maak de Quiz
Maak eventueel gebruik van een kladblaadje en je aantekening e/st/t/en/t/en.
Slide 12 - Slide
Mark (finden) Schule toll
A
finde
B
findt
C
finden
D
findet
Slide 13 - Quiz
(arbeiten) ihr zuHause
A
arbeiten
B
arbeite
C
arbeitest
D
arbeitet
Slide 14 - Quiz
Wie (finden) du Deutsch?
A
findst
B
finden
C
findest
D
findet
Slide 15 - Quiz
Wie (heißen) du?
A
heiße
B
heißt
C
heißst
D
heißen
Slide 16 - Quiz
Wie (finden) ihr Englisch?
A
finde
B
findet
C
finden
D
findt
Slide 17 - Quiz
(reisen) du auch mit?
A
reise
B
reist
C
reisst
D
reisen
Slide 18 - Quiz
Meine Eltern (heißen) Pim und Lia
A
heißen
B
heißt
C
heiße
D
heißst
Slide 19 - Quiz
Was (machen) du da?
A
machen
B
macht
C
mache
D
machst
Slide 20 - Quiz
Ich (reisen) nach Frankreich
A
reise
B
reist
C
reisen
D
reisst
Slide 21 - Quiz
Wiederholung
Bekijk je aantekening van ein/eine. Maak daarna de quiz. Je mag gebruik maken blz. 201, als je het even niet meer weet.
Slide 22 - Slide
bezittelijke vnw: Anna hat (haar)___Jacke vergessen
Slide 23 - Open question
Habt ihr (jullie) ___Eltern angerufen
Slide 24 - Open question
(jou) ___Schwester heißt Anna
Slide 25 - Open question
(Haar) Bruder ist 19 Jahre alt
Slide 26 - Open question
Das ist ___________Schwester
A
mein
B
meine
Slide 27 - Quiz
Das ist ___________Bruder
A
mein
B
meine
Slide 28 - Quiz
Das sind ___________Freunde
A
mein
B
meine
Slide 29 - Quiz
Das ist ___________Freund
A
mein
B
meine
Slide 30 - Quiz
wat betekent geen in het Duits?
Slide 31 - Open question
wat betekent onze in het Duits?
Slide 32 - Open question
noem de bezittelijke voornaamwoorden
Slide 33 - Open question
noem de persoonlijke voornaamwoorden
Slide 34 - Open question
Ergänze 1) ........ Tante ist sehr nett. (zijn)
Slide 35 - Open question
2) Hat ...... Vater auch einen schönen Wagen? (jouw)
Slide 36 - Open question
3) Ist das ...... Buch dort auf dem Tisch? (uw)
Slide 37 - Open question
4) Sind ..... Großeltern noch lebendig? (zijn)
Slide 38 - Open question
5) (Mijn).....Mutter und (hun) Vater kennen sich gut.
Slide 39 - Open question
Quizlet
Ga nu naar Quizlet en herhaal de woordenlijst van Kapitel 2. Gebruik het onderdeel schrijven en de toets. Hier ben je minimaal een kwartier mee bezig. Maak gebruik van het klokje.
timer
15:00
Slide 40 - Slide
Noem hier twee dingen die je geleerd hebt tijdens deze les
Slide 41 - Open question
Extra uitdaging
Ga naar de website op de volgende slide. Deze opdrachten zijn op havo niveau. Zet 'm op! Laat je resultaten een de docent zien.