Quiz kindlijn LW6

Quiz Methodisch handelen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz Methodisch handelen

Slide 1 - Slide

Methodisch handelen is
A
het opstellen van doelen
B
intuïtief handelen
C
een systematische aanpak
D
samenwerken met naasten

Slide 2 - Quiz

Door methodisch handelen leer je op een gestructureerde manier je doel te bereiken.
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoe handel je methodisch?
A
doelgericht, planmatig, systematisch
B
overleggen en beleid maken
C
observeren en rapporteren
D
samenwerken en overdragen

Slide 4 - Quiz

Informatie verzamelen is de tweede stap bij methodisch handelen. Waar of niet waar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

De kwaliteit van de werkzaamheden in het onderwijs wordt verbeterd als er methodisch gewerkt wordt. Welke uitspraak is ONJUIST over het methodisch handelen ?
A
Je evalueert wanneer je dat uitkomt tijdens het werk.
B
Evalueren levert verbeterpunten op waardoor je kwaliteit van de werkzaamheden verbetert.
C
Doordat je alles uitwerkt op papier is de kans klein dat je taken vergeet.
D
Je werkt zorgvuldig en efficiënt doordat je methodisch handelt.

Slide 6 - Quiz

Waarom zou je Methodisch handelen?
A
word ik voor betaald
B
de methodes zijn er niet voor niks
C
zo hou ik het proces in de gaten
D
dat verwachten ouders van mij

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN goede reflectie?
A
Waarmee wil ik experimenteren?
B
Wat wil ik leren?
C
Wat is het ergste wat me kan overkomen?
D
Zijn de andere betrokkenen tevreden?

Slide 8 - Quiz

Smart-doelen zijn voor:
A
Lessen
B
Lesdoelen
C
lange termijndoelen en lesdoelen
D
lesdoelen en eigen leerdoelen

Slide 9 - Quiz

De A van een een SMART-doel betekent:
A
Accent
B
Acceptabel
C
Aardig
D
Attent

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de SMART- doelen?
A
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Relax, Toekomst
B
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden
C
Speciaal, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Toekomst
D
Speciaal, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Transfer

Slide 11 - Quiz

De S in SMART-doel betekent:
A
specialistisch
B
specifiek
C
situatie
D
standaard

Slide 12 - Quiz

Bevat een SMART doel een eindtijd?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Als jij dat fijn vindt

Slide 13 - Quiz

Wat houdt een SMART-doel in?
A
Lange en korte termijndoelen
B
Doelen die je evalueert
C
Volgens de SMART-methode: zorgt ervoor dat je doelen échte doelen worden en makkelijker behaald.
D
Organisatiedoelen

Slide 14 - Quiz

Wat is een onderdeel van een SMART - doel
A
Totaal
B
Realistisch
C
Maakbaar
D
Analyseren

Slide 15 - Quiz

Wat is rapporteren (1)?
A
Goed rapporteren is belangrijk en nuttig.
B
Mondeling ervaring uitwisselen met collega's.
C
Verslag uitbrengen van situaties die je hebt waargenomen.
D
Je rapporteert om te informeren.

Slide 16 - Quiz

Wat is rapporteren (2)?
A
Met een rapportcijfer aangeven hoe goed je iets vindt.
B
Objectief melden wat er gebeurd is
C
Opschrijven wat er gebeurd is en wat jouw mening daarover is.
D
Vragen van je leidinggevende beantwoorden.

Slide 17 - Quiz