PA1 capítulo 3: oefentoets

 Spaans HS 3 Paso Adelante


HAVO/VWO
In deze oefentoets komen alle onderdelen van hoofdstuk 3 aan bod. 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

 Spaans HS 3 Paso Adelante


HAVO/VWO
In deze oefentoets komen alle onderdelen van hoofdstuk 3 aan bod. 

Slide 1 - Slide

Yo
Él / ella / usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos / ellas / ustedes
tenemos
tiene
tenéis
tienen
tengo
tienes

Slide 2 - Drag question

Mi padre (tener)________ un hermano muy gracioso.

Slide 3 - Open question

Paco y yo (tener) _______ 3 hermanos.

Slide 4 - Open question

Marcelo y Ana (tener) _______ 14 años.

Slide 5 - Open question

Vosotros (tener) _________ dos perros.

Slide 6 - Open question

Señorita van Abeelen (tener) ________ un coche azul.

Slide 7 - Open question

Yo (tener) _______ una sobrina se llama Maeve.

Slide 8 - Open question

Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Los niños _______ (inteligente)
A
inteligentos
B
inteligente
C
inteligentes
D
inteligentas

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: el color ____________
(feo)
A
feo
B
fea
C
feos
D
feas

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: La moto ________ (rápido)
A
rápido
B
rápida
C
rápidos
D
rápidas

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Las ciudades ________ (bonito)
A
bonito
B
bonita
C
bonitos
D
bonitas

Slide 12 - Quiz

Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (mijn) _____ color favorito es verde.

Slide 13 - Open question

Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (haar) _____ amigas estudian español.

Slide 14 - Open question

Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (Zijn) _____ coche es gris.

Slide 15 - Open question

Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (jouw) _____ abuelos son muy anticuados.

Slide 16 - Open question

Welk getal is dit in het Nederlands:
cincuenta y ocho
A
18
B
58
C
42
D
88

Slide 17 - Quiz

Welk getal is dit in het Nederlands:
catorce
A
14
B
4
C
40
D
44

Slide 18 - Quiz

Welk getal is dit in het Nederlands:
setenta y siete
A
67
B
76
C
17
D
77

Slide 19 - Quiz

Schrijf de uitkomst voluit op van:
99-13=

Slide 20 - Open question

Schrijf de uitkomst voluit op van:
44-9=

Slide 21 - Open question

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

A
Sí, tenemos una terraza muy grande.
B
Sí, tengo 2 perros.
C
No, comemos en el comedor.
D
Sí, mi dormitorio es muy bonito.

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van de zin:
Mi hermana es menor que yo.
A
Mijn zus is jonger dan ik.
B
Mijn broer is jonger dan ik.
C
Mijn broer is ouder dan ik.
D
Mijn zus is ouder dan ik.

Slide 23 - Quiz

Wat is de vertaling van het Spaanse woord: el coche
A
de auto
B
de motor
C
de trein
D
het vliegtuig

Slide 24 - Quiz

Wat is de vertaling van het Spaanse woord: los gemelos
A
de ouders
B
de neefjes en nichtjes
C
de tweeling
D
de halfbroers

Slide 25 - Quiz

Wat is de vertaling van het Spaanse woord: hoy
A
zondag
B
later
C
iets
D
vandaag

Slide 26 - Quiz

Wat is de vertaling van het Spaanse woord: la tarde
A
de ochtend
B
het weekend
C
de middag
D
de avond

Slide 27 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van het Spaanse woord: gracioso

Slide 28 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van het Spaanse woord: grande

Slide 29 - Open question

Wat vind je nog moeilijk? Waar moet je nog even goed voor leren?

Slide 30 - Mind map