What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefentoets 2 Spaans
Oefentoets 2 Spaans HS 3 con gusto
HAVO
In deze oefentoets komen alle onderdelen van hoofdstuk 3 aan bod.
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
35 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefentoets 2 Spaans HS 3 con gusto
HAVO
In deze oefentoets komen alle onderdelen van hoofdstuk 3 aan bod.
Slide 1 - Slide
Yo
Tú
Él / ella / usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos / ellas / ustedes
tenemos
tiene
tenéis
tienen
tengo
tienes
Slide 2 - Drag question
Tekst
ser
tener
estar
estamos
tengo
son
estáis
sois
tenéis
estoy
tienes
tenemos
eres
soy
Slide 3 - Drag question
Mi padre (ser)________ un muy gracioso.
Slide 4 - Open question
Paco y yo (ser) _______ hermanos.
Slide 5 - Open question
Marcelo y Carmen (tener) _______ 14 años.
Slide 6 - Open question
Nosotros (tener) _________ dos perros.
Slide 7 - Open question
Señorita van de Ven (estar) ________ en el comedor del colegio.
Slide 8 - Open question
Yo (estar) _______ en el supermercado.
Slide 9 - Open question
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Los niños _______
A
inteligentos
B
inteligente
C
inteligentes
D
inteligentas
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: el color ____________
A
feo
B
fea
C
feos
D
feas
Slide 11 - Quiz
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: La moto ________
A
rápido
B
rápida
C
rápidos
D
rápidas
Slide 12 - Quiz
Kies het juiste bijvoeglijke naamwoord dat in de zin past: Las ciudades ________
A
bonito
B
bonita
C
bonitos
D
bonitas
Slide 13 - Quiz
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (mijn) _____ color favorito es verde.
Slide 14 - Open question
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (haar) _____ amigas estudian español.
Slide 15 - Open question
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (onze) _____ coche es gris.
Slide 16 - Open question
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord naar het Spaans: (jullie) _____ abuelos son muy anticuados.
Slide 17 - Open question
Welk getal is dit in het Nederlands:
cincuenta y ocho
A
18
B
58
C
42
D
88
Slide 18 - Quiz
Welk getal is dit in het Nederlands:
catorce
A
14
B
4
C
40
D
44
Slide 19 - Quiz
Welk getal is dit in het Nederlands:
setenta y siete
A
67
B
76
C
17
D
77
Slide 20 - Quiz
Wat betekent GUSTAR?
A
lezen
B
werken
C
houden van
D
eten
Slide 21 - Quiz
ik vind leuk
jij vindt leuk
hij/zij/u vindt leuk
wij vinden leuk
jullie vinden leuk
zij vinden leuk
me gusta/gustan
te gusta/gustan
le gusta/gustan
nos gusta/gustan
os gusta/gustan
les gusta/gustan
Slide 22 - Drag question
¿Te ... el español?
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar
Slide 23 - Quiz
Nos .... los coches rápidos.
A
gusta
B
gustan
Slide 24 - Quiz
Os ... el deporte.
A
gusta
B
gustan
Slide 25 - Quiz
Vertaal het stuk tussen haakjes met het werkwoord gustar. (zij houden van) las fiestas.
Slide 26 - Open question
Vertaal het stuk tussen haakjes met het werkwoord gustar. (wij houden van) el color rojo.
Slide 27 - Open question
Wat is de juiste vertaling van de zin:
El coche está detrás del árbol.
A
De auto bevindt zich achter de boom.
B
De auto bevindt zich naast de boom.
C
De auto bevindt zich voor de boom.
D
De auto bevindt zich tegenover de boom.
Slide 28 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van de zin:
Mijn verjaardag is op 26 november.
A
Mi cumpleaños es 26 de diciembre
B
Mi cumpleaños es 26 de noviembre
C
Mi cumpleaños es el 26 de noviembre
D
Mi cumpleaños es el 26 de diciembre
Slide 29 - Quiz
Wat is de vertaling van het Spaanse woord: el avión
A
de auto
B
de motor
C
de trein
D
het vliegtuig
Slide 30 - Quiz
Wat is de vertaling van het Spaanse woord: alto
A
lang
B
dik
C
knap
D
klein
Slide 31 - Quiz
Wat is de vertaling van het Spaanse woord: la mujer
A
de zus
B
de dochter
C
de man
D
de vrouw
Slide 32 - Quiz
Wat is de vertaling van het Spaanse woord: el pueblo
A
de stad
B
de echtgenoot
C
het dorp
D
de opa
Slide 33 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van het Spaanse woord: gordo
Slide 34 - Open question
Wat is het tegenovergestelde van het Spaanse woord: pequeño
Slide 35 - Open question
Wat vind je nog moeilijk? Waar moet je nog even goed voor leren?
Slide 36 - Mind map
More lessons like this
BM 21
January 2022
- Lesson with
51 slides
spaahttps://www.lessonup.com/nl/lessons/nlns
Beroepsopleiding
2A 27-6
June 2018
- Lesson with
13 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3V - Les 9 - STG
September 2022
- Lesson with
20 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3H - Les 9 - STG
September 2022
- Lesson with
14 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Gustar
May 2024
- Lesson with
23 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Los verbos y evaluacion diagnostica
January 2024
- Lesson with
36 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Unidad 4 En el restaurante
November 2022
- Lesson with
23 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
14. Gustar
October 2022
- Lesson with
25 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1