What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Dag 2
Woorden
Thema 12: Vriendschap - DAG 2
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woorden
Thema 12: Vriendschap - DAG 2
Slide 1 - Slide
De woorden van vandaag:
blij(e)
boos - boze
de bus
het contact
dik(ke)
doen
dragen
Slide 2 - Slide
blij(e) (bnw)
goed, fijn, vrolijk
blij <--> boos
zin
: We zijn
blij
met ons nieuwe huis.
zin
: Deze
blije
leerlingen zitten bij mij in de klas.
8
Slide 3 - Slide
boos - boze (bnw)
kwaad
boos <--> blij
zin
: Hij is
boos
op zijn vriend.
zin:
In haar droom zag ze duivels en andere
boze
geesten (nachtmerrie).
9
Slide 4 - Slide
de bus (znw)
de bus - de bu
ss
en
1) grote auto waar heel veel mensen in kunnen (vervoermiddel - openbaar vervoer)
zin:
Ik ga met de
bus
naar het station.
2) kleine, ronde of vierkante doos
zin
:
De koffie zit in de
bus
.
10
Slide 5 - Slide
het
contact (znw)
samen met iemand praten of iets doen
het
contact - de contact
en
zin
: Zij heeft veel
contact
met haar familie.
11
Slide 6 - Slide
dik(ke) (bnw)
dik (dikke) <--> dun (dunne)
zin
: De
dikke
man weegt 100 kilo!
zin
: Wat een
dik
boek, het heeft wel 1000 bladzijden.
12
Slide 7 - Slide
doen
(ww)
bezig zijn, maken, werken
iemand helpen
TT - ik doe - jij doe
t
- wij doe
n
VT - ik d
ee
d - wij deden
VTD - ik
heb
ge
d
aa
n
zin
: Wat ga je
doen
?
zin
: Ik ga boodschappen
doen
.
zin
: De dokter vraagt: Wat kan ik voor u
doen
?
13
Slide 8 - Slide
dragen
(ww)
iemand of iets meenemen zonder dat het op de grond komt.
zin:
De moeder draagt het kind.
Iets aan je lichaam hebben.
zin:
Zij draagt een bril.
TT - ik draag - jij draag
t
- wij drag
en
VT - ik dr
oe
g - wij droegen
VTD - ik
heb
ge
dragen
14
Slide 9 - Slide
8
Wie maakt jou blij?
Slide 10 - Mind map
Ineke is een ................ meisje.
61/8
A
lach
B
vrolijk
C
soms
D
blij
Slide 11 - Quiz
9
timer
1:30
Wanneer word jij boos?
Slide 12 - Mind map
Welk vervoermiddel gebruik jij om op school te komen?
10
A
fiets
B
bus
C
trein
D
boot
Slide 13 - Quiz
Wat hoort bij elkaar?
openbaar vervoer
Slide 14 - Drag question
Goed of fout?
A - Hij heb contact met mij.
B - Jij hebt contact met mij.
11
A
A - goed B - fout
B
A - goed B - goed
C
A - fout B - goed
D
A - fout B - fout
Slide 15 - Quiz
Goed of fout?
A - Hij heeft dikke vingers.
B - Zijn buik is dik.
12
A
A - goed B - fout
B
A - fout B - goed
C
A - fout B - fout
D
A - goed B - goed
Slide 16 - Quiz
Maak een goede vraag.
Gebruik: doen (ww) / jij
13
timer
1:30
Slide 17 - Open question
Goed of fout?
A - Hij doe mee aan een wedstrijd.
B - Wij doen morgen niks.
13
A
A - goed B - goed
B
A - fout B - goed
C
A - fout B - fout
D
A - goed B - fout
Slide 18 - Quiz
Maar een goede zin met:
dragen (ww) / hij
14
timer
1:00
Slide 19 - Open question
More lessons like this
Dag 2
March 2024
- Lesson with
18 slides
NT2
ISK
Dag 2
June 2023
- Lesson with
17 slides
ANT2+
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
dag 2
March 2024
- Lesson with
15 slides
dag 2
September 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
dag 2
August 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Dag 2 - T9 - Uiterlijk - Roze
September 2024
- Lesson with
13 slides
Dag 2 - T9 - Uiterlijk - Roze
January 2024
- Lesson with
13 slides
NT2
ISK
Dag 2 - T9 - Uiterlijk - Roze
September 2024
- Lesson with
13 slides
NT2
ISK