1- Escribe en español (Schrijf in het Spaans): 1. Ik hou niet van voetbal 2. Wij praten nooit over hem (de él)
1 / 20
next
Slide 1: Open question
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
1- Escribe en español (Schrijf in het Spaans): 1. Ik hou niet van voetbal 2. Wij praten nooit over hem (de él)
Slide 1 - Open question
2- Escribe en español (schrijf in het Spaans): 1. een bepaald lidwoord 2. een onbepaald lidwoord
Slide 2 - Open question
3- EL /LA: welke uitzonderingen op de regel ken je? Schrijf ze op en schrijf ook het meervoud op.
Slide 3 - Open question
4- Regelmatige werkwoorden -AR. -ER , -IR 1. vervoeg een AR ww met 'nosotros/-as' 2. vervoeg een IR ww met 'vosotros/-as' 3. vervoeg een ER ww met 'él, ella, usted'
Slide 4 - Open question
5- Vertaal in het Spaans: 1. Een knap meisje 2. De knappe jongen
Slide 5 - Open question
6- Vertaal in het Spaans: 1. Hij heet Sebastian 2. Wij heten García
Slide 6 - Open question
7- Schrijf alle vraagwoorden op die je kent. Denk aan de accenten en vraagtekens
Slide 7 - Open question
8- Vertaal in het Spaans: 1. Zij houdt van patat 2. Wij houden niet patat
Slide 8 - Open question
9-Vertaal in het Spaans: 1. Onze boeken 2. Jullie zussen 3. Hun rode huizen
Slide 9 - Open question
10- Schrijf de volgende getallen onder elkaar in het Spaans:
25, 14, 63, 57, 96, 38, 19, 71
Slide 10 - Open question
Hay, ser of estar? En esta cocina no......microondas
A
hay
B
está
C
es
Slide 11 - Quiz
Hay, ser of estar? Mi padre ....... en la cocina.
A
hay
B
está
C
es
Slide 12 - Quiz
Om iets te zeggen over het karakter of over hoe groot iemand is, gebruik je het werkwoord SER of ESTAR Schrijf hieronder een zin met dat werkwoord (uiteraard vervoegd).
Slide 13 - Open question
Als je in het Spaans wilt zeggen dat je vader bij de politie werkt, zeg je:
A
Mi padre está policía.
B
Mi padre trabaja como policía.
C
Mi padre es policia.
D
Mi padre tiene policía
Slide 14 - Quiz
"El libro roja" ¿es esta frase falsa o verdadera?
A
falsa
B
verdadera
Slide 15 - Quiz
Schrijf een zin in het Spaans met een vraagwoord
Slide 16 - Open question
Vertaal: "Zaterdag heb ik veel werk."
Slide 17 - Open question
Schrijf alle vraagwoorden op die je kent. (Denk aan de accenten en vraagtekens) Schrijf daarna ook een zin met een vraagwoord
Slide 18 - Open question
Vertaal in het Spaans: 1. Onze boeken 2. Jullie zussen 3. Hun rode huizen
Slide 19 - Open question
Schrijf de volgende getallen onder elkaar in het Spaans: