Je leert hoe je levensechte personages verzint en een perspectief kiest voor je verhaal.
Slide 2 - Slide
Personages:
- mensen, dieren, monsters enz.
- echt of verzonnen
- hoofdpersoon en bijrollen
- show, don't tell
Slide 3 - Slide
Perspectief:
- ik-verteller
- personale verteller
- auctoriale verteller
Slide 4 - Slide
Toen herinnerde Roodkapje zich opeens haar oma weer en vlug stapte ze weer door. "Grootmoeder is ziek", zei ze bij zichzelf. "Ik moet geen vlinders najagen en geen liedjes meer zingen. Ik moet voortmaken, voortmaken, zo gauw mogelijk het bos weer uit." Maar helaas had haar liedje de oren bereikt van de grote boze wolf die diep in het bos woonde. De wolf was sluw en listig en hij had altijd geweldige honger.
Welk perspectief wordt hier gebruikt?
Slide 5 - Slide
Beschrijf de ontmoeting tussen roodkapje en de wolf, maar gebruik nu het ik-perspectief. Je beleeft het verhaal vanuit het perspectief van de wolf. Gebruik 4 tot 6 zinnen
Lesson duration is: 45 min
