P1 - Klassieken & Kunstbeschouwelijke begrippen - les 4

HAVO 4
Kunst Algemeen
Klassieken
les 4
1 / 18
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

HAVO 4
Kunst Algemeen
Klassieken
les 4

Slide 1 - Slide

kunstbeschouwelijke begrippen theater

Slide 2 - Mind map

klassieken
theater
theaterspel
theatervormgeving
muziek
stem
grime
attributen
toneelbeeld
mise-en-scéne
stem
kostuum

Slide 3 - Drag question

klassieken
huiswerk
Als voorbereiding op deze les heb je de kunstbeschouwelijke begrippen van theater doorgenomen. Die gebruiken we voor de eerste opdracht van deze les.  

Daarnaast heb je de examenvragen op Learnbeat gemaakt en een schematische samenvatting gemaakt. Bekijk de feedback van de docent en verbeter de antwoorden / stel vragen aan de docent. 

Slide 4 - Slide

klassieken
huiswerk
Vergelijk jouw schematische samenvatting van paragraaf 3 met één of twee klasgenoten. Benoem 3 overeenkomsten en 3 verschillen. Bespreek welke keuzes jij hebt gemaakt en probeer uit te leggen aan elkaar waarom je die keuzes hebt gemaakt. 


Slide 5 - Slide

klassieken
lesstof les 4
les 4
In deze les behandelen we de kunstbeschouwelijke begrippen van theater en film

leerdoelen (aan het einde van deze les...):
  • ken ik de begrippen die passen bij de voorstelling en vormgeving van theater; 
  • kan ik deze begrippen gebruiken bij het beantwoorden van (examen)vragen;
  • ken ik de begrippen die passen bij de voorstelling en vormgeving van film;




Slide 6 - Slide

klassieken
begrippen
I

II

III

IV
betekenissen
voorstelling
WAT?
WAAROM?
vormgeving a
vormgeving b
WAARMEE?
HOE?

Slide 7 - Drag question

klassieken
voorbeeld
voorbeeld examenvraag

In 2009 vorde Stichting Kwast P.C. Hoofts Gereardt van Velsen uit. In het fragment zie je hoe de allegorische figuren Eendracht, Trouw en Onnozelheid commentaar leveren op Twist, Geweld en Bedrog die
een oorlog ontketenen. De acteurs 
tonen het karakter van de allegorische
figuren onder andere door het stem-
gebruik. Beschrijf aan de hand van het 
fragment voor elk van deze drie 
figuren nog een andere manier waarop
ze hun karakter tonen. 

Slide 8 - Slide

klassieken
voorbeeld
voorbeeld examenvraag

Trouw loopt als een hondje achter eendracht aan.
Onnozelheid heeft steeds net te laat in de gaten wat hij moet doen.
Eendracht pakt de andere twee letterlijk bij de hand. 

Op welke middelen hebben bovenstaande aspecten betrekking (zie reader)?

Wordt er hier dus  vooral gebruik gemaakt van theaterspel of theatervormgeving?

Slide 9 - Slide

klassieken
begrippen
Kunstbeschouwelijke begrippen

Neem door middel van scannend lezen (titels, kopjes, begrippen) de kunstbeschouwelijke begrippen van film door. 


Slide 10 - Slide

klassieken
film
opdracht

1. de docent deelt de klas in in groepjes van 3 leerlingen. 
2. iedere leerling krijgt 4 filmkaartjes en 5 verbindingskaartjes. 

Speel film-domino
1. de eerste leerling legt 1 kaartje op. De volgende leerling (met de klok mee) legt een volgend kaartje aan met daartussen een verbindingskaartje. 
2. bespreek met elkaar of deze 'verbinding' klopt. 


Slide 11 - Slide

klassieken
voorbeeld
kikvorsperspectief

Slide 12 - Slide

klassieken
huiswerk
huiswerk ter voorbereiding op les 5 (laatste les)

1. Leer pagina 10 t/m 17 (H1 de Klassieken). Maak daarna de oefentoets op Learnbeat (zonder boek)

2. Neem alle kunstbeschouwelijke begrippen door (pag. 141 t/m 158 - opdrachtenboek & reader). Volgende les gebruik je alle kunstbeschouwelijke begrippen bij het maken van een proeftoets. 



Slide 13 - Slide

klassieken
verdieping
Aristoteles schreef in ca. 330 v. Chr. zijn boek Poëtica. Daarin beschrijft hij een uitvoerige analyse van de Griekse tragedie. Lees hier een gedeelte uit zijn boek. 


Poëtica
Een komedie is dus zoals gezegd een uitbeelding van mensen die wel lager en minderwaardig zijn, maar dan toch niet omdat ze alle zwakheden en gebreken vertonen. Lachwekkendheid is maar één aspect van schandelijkheid. Ze is een bepaalde fout, een niet pijnlijke, onschadelijke vorm van schande. Een lachwekkend masker, om het meest voor de hand liggende voor­beeld te noemen, is wel lelijk, schandelijk en verwrongen, maar het drukt geen pijn uit en doet ook geen pijn.
Een epos komt met een tragedie in zoverre overeen dat het een uitbeelding in metrische taal van respectabele mensen is, maar het verschilt van een tragedie doordat het in één enkele versmaat geschreven is, doordat het een vertelling is, en door de duur van de beschreven tijd. Een tragedie probeert zo veel mogelijk binnen één omloop van de zon te blijven, of daar an­ders niet te veel van af te wijken, maar in een epos is de tijd in principe onbegrensd, en ook dat is een verschil tussen een tra­gedie en een epos, al werd dit aspect oorspronkelijk in tra­gedies en epische gedichten op dezelfde manier behandeld. Tragedie en epos hebben een aantal elementen gemeen, maar er zijn ook elementen die alleen in een tragedie voorko­men. Wie daarom weet wat een goede - respectabele - en een slechte - minderwaardige - tragedie is, heeft hetzelfde inzicht in principe ook met betrekking tot epische gedichten. Alle ele­menten van een epos komen namelijk ook in een tragedie voor, terwijl dat omgekeerd niet zo is.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

klassieken
film
film (examenvraag uit 2019 tijdvak I)

De manier waarop Melies La Voyage dans la Lune filmde, doet denken aan theater uit die tijd. Dit blijkt uit de cameravoering en de mise-en-scéne. 

(2p) Geef aan de hand van het filmfragment aan op welke manier
- de CAMERAVOERING doet denken aan theater, en
- de MISE-EN-SCENE doet denken aan theater. 

Slide 16 - Slide

klassieken
samenvatting
stappenplan
  1. tekst lezen
  2. proces bepalen (titel van samenvatting)
  3. begrippen markeren / noteren
  4. zoek begin proces
  5. invloed op andere begrippen
  6. herschrijven

Slide 17 - Slide

klassieken
samenvatting
schematische samenvatting
  • pijlen om verbanden aan te geven
  • / om een relatie aan te geven
  • ? voor een vraagstelling binnen het proces
  • = als begrippen (of groepen) gelijk zijn aan andere begrippen

doel
  • helpen met redeneren;
  • begrippen beter onthouden;
  • belangrijke informatie gemakkelijker opslaan.

Slide 18 - Slide