K4 hoofdstuk 2

H2 Aan elkaar of los
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2 Aan elkaar of los

Slide 1 - Slide

boterbloem
                                                            bibliotheekpas

                                 pannenkoek


wiskundeleraar     
                                    maandagochtend

buitenboordmotor

Slide 2 - Slide

Welke is goed?
A
avondeten
B
avond eten

Slide 3 - Quiz

Welke is goed?
A
middelbare school
B
middelbareschool

Slide 4 - Quiz

grensgebied of grens gebied?
A
grensgebied
B
grens gebied

Slide 5 - Quiz

Welke is goed?
A
tegenstander
B
tegen stander

Slide 6 - Quiz

Welke is goed?
A
erin
B
er in

Slide 7 - Quiz

Welke is goed?
A
nablijven
B
na blijven

Slide 8 - Quiz

Welke is goed?
A
over steken
B
oversteken

Slide 9 - Quiz

Blijf bij mij, ga niet weg.
Wat zijn de 2 persoonsvormen in deze zin?

Slide 10 - Open question

Wat zijn de persoonsvormen van deze zin?
Zou je vanavond willen langskomen, zodat we de toets kunnen voorbereiden?

Slide 11 - Open question

Zodra ik in bed lig, begint het gezoem.
Wat zijn de 2 persoonsvormen in deze zin?

Slide 12 - Open question

Jij bent de enige die ik heb.
Wat zijn de 2 persoonsvormen in deze zin?

Slide 13 - Open question

Pak je schema werkwoordspelling erbij.
blz 205 van je boek of het losse blaadje.

De volgende opdrachten zijn allemaal de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

Slide 14 - Slide

1. Hij...................(branden) een kaarsje.
2. De man...................(bevrijden) de hond.
3. De arts.................(verdoven) de jongen.
4. Hij...................(reizen) de hele wereld over.
5. Hij................(worden) morgen 16.
6. Die leerling......................(vrezen) dat hij niet overgaat.

Slide 15 - Open question

De volgende vragen zijn allemaal persoonsvormen in de verleden tijd.

Slide 16 - Open question

1. Hij ...................(vrezen) dat hij een slecht cijfer had.
2. De man...............(raden) het juiste antwoord.
3. De vrouw................(lopen) over straat.
4. Hij...................(beloven) beterschap
5. De arts.....................(verbinden) mijn arm
6. Het jongetje ...............(klappen) hard voor de clown.
7. De krantenbezorger...................(bezorgen) De Gelderlander.

Slide 17 - Open question

Als een woord wat je moet vervoegen niet de persoonsvorm is, dan maak je het woord langer óf je kijkt naar het het 'T eXKoFSCHiP.

Hij heeft het beloof....... beloven is het hele ww.
                                            -en eraf halen. =v
                                           v zit niet in 't xkofschip dus
                                           beloofd is met een d/

Slide 18 - Slide

1. Ik heb je ..................(waarschuwen).
2. De kat heeft mij.......................(krabben).
3. Hij heeft mij wel....................(geloven)
4. Ik heb mijn oude schriften.....................(bewaren).
5. Ik heb in de vakantie veel..................(gamen).

Slide 19 - Open question