What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woordenschat jaar 2
Vandaag
Woordenschat quiz
Verder met schrijfopdracht en planning
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vandaag
Woordenschat quiz
Verder met schrijfopdracht en planning
Slide 1 - Slide
Woordenschat
Slide 2 - Slide
Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk?
Slide 3 - Open question
Hij wierp een blik in de gang.
Letterlijk of figuurlijk?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 4 - Quiz
Zij ziet altijd veel beren op de weg.
Letterlijk of figuurlijk?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 5 - Quiz
De tas is te zwaar om lang te dragen.
Letterlijk of figuurlijk?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 6 - Quiz
Figuurlijke taal
Wat betekent het?
Slide 7 - Slide
Wat betekent 'Je moet geen appels met peren vergelijken'?
A
Een appel lijkt niet op een peer
B
Geen verschillen tussen mensen benadrukken
C
Geen problemen oplossen
D
Geen onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken
Slide 8 - Quiz
Wat betekent 'een onbeschreven blad'?
A
Iemand over wie nog niets geschreven is
B
Iemand zonder strafblad
C
Iemand van wie nog niets bijzonders bekend is
D
Iemand die niet nauwkeurig is
Slide 9 - Quiz
Wat betekent 'goedkoop is duurkoop'?
A
Iets wat goedkoop gekocht is, blijkt vaak niet goed te zijn.
B
Alles wat goed is, is duur
C
Wat duur is, moet je niet kopen.
D
Iets naar beneden halen, wat goedkoop is.
Slide 10 - Quiz
Wat betekent 'lief en leed delen'?
A
Over belangrijke zaken praten.
B
Heel veel samen meemaken, zowel geluk als verdriet.
C
Precies willen weten, hoe het zit.
Slide 11 - Quiz
Wat betekent 'Iemand aan de tand voelen'?
A
Het iemand moeilijk maken
B
Een gevoelige tand weghalen.
C
Iemand ondervragen
D
Een tand aanpassen aan een groep tanden.
Slide 12 - Quiz
Nu nog enkele woorden....
snelle ronde!
20 seconden per woord
Slide 13 - Slide
Wat betekent 'significant'?
A
Veelbetekenend
B
Bekend
C
Begrijpelijk
D
Vanzelfsprekend
Slide 14 - Quiz
Wat betekent 'rantsoen'?
A
Een vastgestelde hoeveel van iets geven.
B
Iets aan de rand zetten.
C
Laten voelen dat het ernst is
D
Oppakken en in een cel zetten.
Slide 15 - Quiz
Wat betekent 'chronologisch'?
A
Als een lange opsomming
B
In de juiste volgorde
C
Dwars door elkaar
D
Buitengewoon
Slide 16 - Quiz
Wat betekent 'branche'?
A
Onderneming
B
Afdeling
C
Bedrijfstak.
D
Merk
Slide 17 - Quiz
Wat betekent 'attitude'?
A
Houding/instelling
B
Oplettendheid
C
Informeel
D
Dwars door elkaar
Slide 18 - Quiz
Wat betekent 'clichés'?
A
Moeilijke woorden
B
Ondernemingen
C
Afdelingen
D
Veelgebruikte (afgezaagde) formuleringen
Slide 19 - Quiz
Wat betekent 'supplement'?
A
Verzameling
B
Uitvinding
C
Aanvulling
D
Afschrift
Slide 20 - Quiz
To do
Schrijfopdracht!
Deadline komende woensdag 14 februari 23.59 uur in Teams.
Let op: CE deadline voor aanstaande vrijdag, t/m do 15 februari.
TB H5, 6, 7, 8
Examentraining TB – Lezen en luisteren- paragraaf 1.2
Projectopdrachten
Slide 21 - Slide
More lessons like this
Woordenschat 2
February 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Woordenschat vmbo TET 5
December 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Deviant Starttaal Vooraf Op weg naar 1F Thema 1 Hoofdstuk 1
September 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Starttaal vooraf - thema 1 - woordenschat 2
September 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Woordenschat
September 2021
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
H3 Woordenschat een Taalverzorging
February 2024
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Woordenschat, gezegden, uitdrukkingen 1
November 2021
- Lesson with
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
MH1-Herhalen hoofdstukken 4.5 en 5.5 Woorden Talent
February 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1