1. Informeer of de ander openstaat voor feedback.
2 Spreek in de ik-vorm; beschrijf wat je waarneemt aan
feitelijk gedrag.
3 Maak duidelijk wat dat met je doet.
4 Ga na of de ander je begrijpt.
5 Vertel welk gedrag je anders zou willen; maak daar samen
afspraken over
als je dat op een vriendelijke manier aangeeft. Ook vind ik
het prettig als je mij dan even vertelt wanneer het je wel
uitkomt.’