Semana 3 Año 2 HL U8

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a hablar del horario leer ik praten over het rooster

2. ...aprendo a hablar sobre la semana leer ik praten over de week

El horario de los chicos : LT 94/95

Escuchad, leed y haced el ejercicio 2.

Contestad en holandés. 

Hablar de tu horario Praten over je rooster

El lunes Op maandag, één specifieke maandag

Los lunes Op de maandagen, dus elke maandag

Por la mañana/tarde/noche In de ochtend/middag/avond

A las cuatro de(!) la tarde Om vier uur 's middags

Desde la una hasta las tres Van één tot drie

A la hora de comer/cenar Rond lunch/etenstijd

La semana De week

Buscad en la U8:

maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
pauze
middageten
schoolvak

La semana De week

Buscad en la U8:

maandag	lunes
dinsdag	martes
woensdag	miércoles
donderdag	jueves
vrijdag	viernes
zaterdag	sábado
zondag	domingo
pauze	recreo
middageten	comida
schoolvak	asignatura

Zaterdag ga ik naar een feest (bepaalde zaterdag). 

El sábado voy a una fiesta.

Op zaterdag doe ik aan sport (elke zaterdag).

Los sábados hago deporte.

Deberes Huiswerk

- haced y corregid: LE p 62/63 ejs 1,3,4b

- estudiad: voca LT p 204 + aantekeningen

¡Hasta luego!

¡BIENVENIDOS!

Objetivos Doelen

En esta clase... In deze les...

1. ... repito hablar sobre el horario y la semana herhaal ik het praten over het lesrooster en de week

2. ...repaso los interrogativos y aprendo nuevos herhaal ik vraagwoorden en leer ik nieuwe bij

Ga naar je LT p. 94/95.
Hoe zeg je "woensdag" in het Spaans?

Hoe zeg je "wiskunde" in het Spaans?

Hoe zeg je "Op woensdag heb ik wiskunde." ?

Hoe zeg je: "Op woensdag heb ik wiskunde van half elf tot twintig over elf." ?

Interrogativos Vraagwoorden

Welke ken je al?

¿Cómo? Hoe?

¿Cómo te llamas? Hoe heet jij?

¿Qué? / ¿Cuál(es)? Wat?

¿qué? wat?

¿cuál? / ¿cuáles? wat?

Voor het vraagwoord 'wat?' gebruik je bijna altijd ¿qué?, behalve met ser:

- vóór es gebruik je cuál           ¿Cuál es tu número de móvil? Wat is je nummer?

- vóór son gebruik je cuáles    ¿Cuáles son tus hobbys? Wat zijn je hobby's?

behalve als je vraagt naar een betekenis: ¿Qué es una paella? Wat is een paella?

¿Qué? / ¿Cuál(es)? Wat?

¿qué? wat?

¿cuál? / ¿cuáles? wat?

Voor het vraagwoord 'wat?' gebruik je bijna altijd ¿qué?, behalve met ser:

- vóór es gebruik je cuál           ¿Cuál es tu número de móvil? Wat is je nummer?

- vóór son gebruik je cuáles    ¿Cuáles son tus hobbys? Wat zijn je hobby's?

behalve als je vraagt naar een betekenis: ¿Qué es una paella? Wat is een paella?

¿Cuál? en ¿Cuáles? kan ook Welk?/Welke? betekenen!

¿Quién(es)? Wie? (ev / mv)

¿Quién prepara el pastel? Wie maakt de taart? (ev)

¿Quiénes preparan el pastel? Wie maken de taart? (mv)

¿Dónde? Waar?

gaat met estar

¿Dónde está el aula? Waar is het klaslokaal?

¿De dónde? Waarvandaan?

gaat met ser

¿De dónde sois? Waar komen jullie vandaan?

¿Adónde? Waarheen?

gaat met ir

¿Adónde vais? Waar gaan jullie heen?

¿Cuándo? Wanneer?

¿Cuándo empieza la clase? Wanneer begint de les?

¿Por qué? Waarom?

¿Por qué aprendes español? Waarom leer jij Spaans?

¿Cuánto/a/os/as? Hoeveel?

el dinero	¿ Cuánto dinero tienes?
la leche	¿ Cuánta leche bebes por la mañana?
los peces	¿ Cuántos peces hay en el agua?
las clases	¿ Cuántas clases de Música tienes por semana?

Interrogativos Vraagwoorden

Welk vraagwoord moet/kan op de puntjes?  Schrijf 8 verschillende op. 

1. ¿... vas mañana?

2. ¿... estás?

3. ¿... es tu pasatiempo favorito? 

4. ¿... significa 'ESO'?                                                                         [zo heet de middelbare school in Spanje]

5. ¿... viven tus abuelos?

6. ¿... vas al hospital?

7. ¿... son tus amigos? 

8. ¿... empieza el partido?

¡A practicar! Oefenen maar!

In twee/drietallen: 

Bedenk 5 vragen voor elkaar met 5 verschillende vraagwoorden. Schrijf de vragen op. Het thema is jouw rooster/jouw week.

De ander beantwoordt de vragen en maakt gebruik van de tijdsaanduidingen: desde, hasta en durante.

Hulp nodig? Gebruik LT p. 102/103 punt 3/4.

Deberes Huiswerk

- haced y corregid: LE p 65/66/67 ejs 6,9,10

- estudiad: voca LT p 205

¡Hasta luego!