WT H4 Les 4 (verwijswoorden)

Verwijswoorden
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verwijswoorden
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 op blz. 108

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 4 - Slide

1.1 Geef aan of achter het in hoofdletters getypte woord een bezit staat of niet. Voorbeeld:
Deze stiften zijn van MIJ. JOUW stiften liggen daar.
mij: geen bezit erachter
jouw: wel bezit erachter: stiften

Dat woordenboek is niet van JOU, want het is MIJN woordenboek.

Slide 5 - Open question

1.2 Geef aan of achter het in hoofdletters getypte woord een bezit staat of niet.


Ik heb MIJN bus gemist, want ik heb ME verslapen.

Slide 6 - Open question

1.3 Geef aan of achter het in hoofdletters getypte woord een bezit staat of niet.


Iedereen feliciteerde ME met MIJN verjaardag.

Slide 7 - Open question

1.4 Geef aan of achter het in hoofdletters getypte woord een bezit staat of niet.


JE mag JOUW toetsenbord wel eens schoonmaken.

Slide 8 - Open question

1.5 Geef aan of achter het in hoofdletters getypte woord een bezit staat of niet.


MIJN moeder kan net zo lekker koken als die van JOU.

Slide 9 - Open question

1.6 Geef aan of achter het in hoofdletters getypte woord een bezit staat of niet.


Kun JE MIJ laten weten waar ik moet zijn voor JE wedstrijd?

Slide 10 - Open question

Opdracht 2 op blz. 109

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 11 - Slide

2.1 Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen te staan.

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.
A
jou
B
jouw

Slide 12 - Quiz

2.2 Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen te staan.

Gelukkig kan ik altijd op ... rekenen!
A
jou
B
jouw

Slide 13 - Quiz

2.3 Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen te staan.

Wil je ... kleren even opruimen?
A
jou
B
jouw

Slide 14 - Quiz

2.4 Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen te staan.

Vind jij het niet onhygiënisch als je ... oordopjes uitleent?
A
jou
B
jouw

Slide 15 - Quiz

2.5 Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen te staan.

Is dit doosje met make-up van ...?
A
jou
B
jouw

Slide 16 - Quiz

2.6 Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen te staan.

Walter en Jouke komen zeker op ... verjaardagsfeest zaterdag.
A
jou
B
jouw

Slide 17 - Quiz

Opdracht 3 op blz. 109

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 18 - Slide

3.4 Kies het juiste woord.

Waarom zit je steeds op me/mijn mobiel spelletjes te spelen?
A
me
B
mijn

Slide 19 - Quiz

3.5 Kies het juiste woord.

Ik ben me/mijn sportschoenen vergeten mee te nemen.
A
me
B
mijn

Slide 20 - Quiz

3.6 Kies het juiste woord.

Kunt u me/mijn vertellen wanneer de film begint?
A
me
B
mijn

Slide 21 - Quiz

Opdracht 5 op blz. 109

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 22 - Slide

5.1 Maak een zin met de woorden.

mijn - wedstrijd - coach - spreken

Slide 23 - Open question

5.2 Maak een zin met de woorden.

jou - tas - Jenny - winkel

Slide 24 - Open question

5.3 Maak een zin met de woorden.

mij - mijn - broer - bioscoop

Slide 25 - Open question

5.4 Maak een zin met de woorden.

jouw - halen - auto - jou

Slide 26 - Open question

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 27 - Mind map

Wat ging deze les goed?

Slide 28 - Open question

Heb je de les goed kunnen volgen?
A
Ja, het ging heel goed.
B
Ja, het ging wel.
C
Niet zo goed.
D
Het ging echt niet goed.

Slide 29 - Quiz

Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?

Slide 30 - Open question

Klaar? Super!
  • Je mag gaan werken in Numo. 

Slide 31 - Slide