Nederlands H1 Taalverzorging samenvatting

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus
zijn:
A
samengestelde zinnen
B
voegwoorden

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de persoonsvormen
In stortregen zoeken de scholieren een bushokje, zodat ze kunnen schuilen
A
zoeken en kunnen
B
stortregen en schuilen
C
bushokje
D
zoeken en ze

Slide 14 - Quiz

Wat is het voegwoord
Marnix heeft twee glazen water gedronken, maar hij heeft nog steeds dorst

Slide 15 - Open question

Wat is het onderwerp?

"Wissal legt het onderwerp uit."
A
Wissal
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?
gekeken.
Het onderwerp
Klas 2KL1
heeft
vanavond
een serie 

Slide 18 - Drag question

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Hamza
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 19 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mevr van der Werf
had
een auto
gekocht.

Slide 20 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
De appels
hangen
aan de boom
 al

Slide 21 - Drag question

Een persoonsvorm in de verleden tijd kan op -dt eindigen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd zwak
Persoonsvorm verleden tijd sterk
Maarten van der Weijden zwom met moeite de Elfstedentocht.
Vannacht pleegde een tiener een overval op de Spar.
Ik moet moeite doen om op te letten.

Slide 23 - Drag question

Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd
Persoonsvorm 
Verleden tijd
stam
hele werkwoord
stam + t
stam + te
stam + ten
stam + den
stam + de

Slide 24 - Drag question

de persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud van "krabben"
A
krabde
B
krabdte
C
krapbte
D
krabdde

Slide 25 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 26 - Quiz

timer
20:00
klaar huiswerk van vorige week of wiskunde of Engels leren
Maken 
De BRUG

Alle opdrachten van taalverzorging

Slide 27 - Slide