6. Stof toetsweek

¡Hola!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Hola!

Slide 1 - Slide

¡Hola Laurie!

Slide 2 - Slide

Hoy en la clase de español
  • Leerstof toetsweek
  • repaso los verbos AR
  • explicación verbos ER/IR 

Slide 3 - Slide

Toetsweek
Leesvaardigheid + schrijfvaardigheid
Grammatica:
  • De lidwoorden (bepaald+onbepaald)
  •  Ser/ tener/ llamarse
  • Werkwoorden AR/ER/IR
  • Meervoud maken (+S of +ES)
  • Werkwoorden met een klinkerwisseling
Woordenschat:
  • Begroeten en afscheid nemen + vragen hoe iemand heet en zeggen hoe je heet.
  • Persoonlijke informatie vragen en geven 
  • De getallen t/m 31
  • De maanden van het jaar
  • De werkwoorden en hun betekenis
Let op: Laurie jij maakt een andere toets!

Slide 4 - Slide

Los verbos
Werkwoorden eindigen in het Spaans altijd op: 
AR
ER
IR
De AR werkwoorden kende je al. 
Nu gaan we daar de werkwoorden die eindigen op ER en IR aan toe voegen.

Slide 5 - Slide

Weet je het nog?
Welke woorden ontbreken?

Slide 6 - Slide

Weet je het nog?
-as
-a
-áis
-an
nosotros
ellos/ellas/ustedes
Welke woorden ontbreken?

Slide 7 - Slide

Repaso verbos AR
Hulp
Wil je graag nog een keer de uitleg over de werkwoorden op AR, dan kan je onderstaand filmpje bekijken. 

Slide 8 - Slide

Werkwoorden ER / IR
De werkwoorden die eindigen op ER en IR werken precies hetzelfde!
Het verschil is dat zij andere uitgangen hebben. 


-  ER
- IR
ik
yo
O
O
jij
ES
ES
hij / zij / u
él / ella/ usted
E
E
wij
nosotros
EMOS
IMOS
jullie
vosotros
ÉIS
ÍS
zij / u (meervoud)
ellos / ellas/ ustedes
EN
EN

Slide 9 - Slide

Stappenplan
het vervoegen van werkwoorden

Voorbeeld: Nosotros __________ (comer) paella.

1. Haal AR, ER of IR van het werkwoord af. Je houdt de stam over: com
2. Om welke persoon gaat het in de zin? Nosotros
3. Kijk welke uitgang er bij nosotros hoort: emos
4. Plak de stam en uitgang aan elkaar: comemos (= wij eten)
Let goed op dat je in het juiste rijtje kijkt! Eindigt je hele werkwoord op AR, ER of IR?

Slide 10 - Slide

Werkwoorden schema
Kijk goed bij welk rijtje het hele werkwoord hoort
- AR
-  ER
- IR
yo
O
O
O
AS
ES
ES
él / ella/ usted
A
E
E
nosotros
AMOS
EMOS
IMOS
vosotros
ÁIS
ÉIS
ÍS
ellos / ellas/ ustedes
AN
EN
EN

Slide 11 - Slide

Samen oefenen
1. Tú ______ (bailar) en la discoteca. 
2. Delano _______ (cantar) una canción muy famosa.
3. Nosotros _______ (cocinar) paella. 
4. Jelle y Lars __________ (hablar) en español. 
5. Dianne _______ (trabajar) en una tienda de ropa. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

O - AS - A - AMOS - ÁIS - AN  woho o ooo
Als je een melodie van het grammaticarijtje maakt dan 
kan je het wellicht makkelijker onthouden!

vanaf 00:39

Slide 14 - Slide

Stappenplan
werkwoorden vervoegen
Haal AR/ER/IR weg
Je hebt nu de stam
Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
Welke uitgang hoort erbij? (zie schema)
Plak de stam en de uitgang aan elkaar!
1.
2.
3.
4.
A. Zorg dat je het werkwoorden schema in je schrift hebt overgenomen. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

De antwoorden 

Slide 17 - Slide

Leesvaardigheid,
vragen op de volgende dia.

Slide 18 - Slide

Beantwoord de vragen in het Nederlands

1. Wat is de nationaliteit van Julia? 
2. Hoe oud is Julia? 
3. Julia is arts. Waar of niet waar?
4. Welke talen leert Julia? 
5. Waar komt haar vriendin Anouk vandaan?

Slide 19 - Slide

Las respuestas 

1. Wat is de nationaliteit van Julia? Spaans
2. Hoe oud is Julia? 20 / twintig 
3. Julia is arts. Waar of niet waar? Niet waar (ze studeert)
4. Welke talen leert Julia? Nederlands en Italiaans 
5. Waar komt haar vriendin Anouk vandaan? Uit Nederland 
de antwoorden

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Oefenen: werkwoorden op -AR
  1. Maria _____ (caminar) en el parque. 
  2. Tú ______ (hablar) muy rápido. 
  3. Rocío y yo _______ (cocinar) paella. 
  4. Carmen y tú _______ (estudiar) español. 
  5. Yo ________ (nadar) en la piscina. 
  6. Ellos _________ (bailar) en la discoteca. 
  7. Juan y Carlos __________ (comprar) un coche. 
  8. Usted _________ (escuchar) música. 
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 22 - Slide

Oefenen: het werkwoord SER

  1. Pablo ________ (ser) un chico.
  2. Yo ________ (ser) holandés. 
  3. Paco y Lola _________ (ser) amigos. 
  4. Vosotros _________ (ser) muy amables. 
  5. Tú ____________ (ser) de Italia. 
  6. Marta y yo __________ (ser) familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 23 - Slide

Las respuestas
  1. Maria camina en el parque. 
  2. hablas muy rápido. 
  3. Rocío y yo cocinamos paella. 
  4. Carmen y tú estudiáis español
  5. Yo nado en la piscina. 
  6. Ellos bailan en la discoteca. 
  7. Juan y Carlos compran un coche. 
  8. Usted escucha música. 
Schrijf de antwoorden in je schrift!
de antwoorden

Slide 24 - Slide

Las respuestas

  1. Pablo es un chico.
  2. Yo soy holandés.
  3. Paco y Lola son amigos. 
  4. Vosotros sois muy amables. 
  5. eres de Italia. 
  6. Marta y yo somos familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!
de antwoorden

Slide 25 - Slide

Gebruik overige tijd voor:
  • Het maken van samenvattingen van de grammatica onderdelen.
  • Woordjes leren via quizlet (de juiste spelling is belangrijk)
  • Werkwoorden oefenen met het programma verbuga (zie volgende dia)

Stel vragen tijdens de Spaanse les over onderwerpen die je nog niet goed begrijpt. Mocht daar geen ruimte voor zijn tijdens de reguliere Spaanse les, stuur je vragen dan gerust via de mail naar mij. 
                                                       l.musters@omosghelmond.nl

Slide 26 - Slide

VUL IN:
- hablar (praten)
- estudiar (studeren)
- comer (eten)
- beber (drinken)
- vivir (wonen)
- escribir (schrijven)
KIES:
PRESENTE
¡A PRACTICAR!

Slide 27 - Slide